Verdienen & Uitgeven (4e) H3 . De structuur

Verdienen & Uitgeven
1. Inkomen verdienen
  • toegevoegde waarde
  • productiefactoren: natuur, arbeid, kapitaal en ondernemerschap
  • bruto binnenlands product (bbp) = bruto binnenlands inkomen
2. De economische kringloop
  • geldstromen tussen gezinnen, bedrijven, overheid, banken en buitenland
3. De structuur
  • groeifactoren en productiefactoren: natuur, arbeid, kapitaal en ondernemerschap
4. Goede tijden, slechte tijden
  • hoogconjunctuur en laagconjunctuur (recessie of zelfs depressie)
1 / 19
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Verdienen & Uitgeven
1. Inkomen verdienen
  • toegevoegde waarde
  • productiefactoren: natuur, arbeid, kapitaal en ondernemerschap
  • bruto binnenlands product (bbp) = bruto binnenlands inkomen
2. De economische kringloop
  • geldstromen tussen gezinnen, bedrijven, overheid, banken en buitenland
3. De structuur
  • groeifactoren en productiefactoren: natuur, arbeid, kapitaal en ondernemerschap
4. Goede tijden, slechte tijden
  • hoogconjunctuur en laagconjunctuur (recessie of zelfs depressie)

Slide 1 - Slide

Week 19 (vanaf 9 mei) 
Hoofdstuk 3. De structuur
  • leerdoelen GPL (2. De economische kringloop)
  • instructie (3. De structuur)
  • in de les (schrift): 3.1 t/m 3.4, 3.8 t/m 3.10, 3.13 en 3.14
  • thuis (digitaal): 3.5 t/m 3.7, 3.11, 3.12 en 3.15
  • leerdoelen GPL (3. De structuur) 

Slide 2 - Slide

GPL Hoofdstuk 2. De economische kringloop
(code t4eey)

Slide 3 - Slide

Bruto Binnenlands Product (BBP)
De hoogte van het BBP wordt bepaald door 2 factoren:
  1. de productiecapaciteit (= aanbodzijde = structuur) bestaat uit de maximale productie van alle productiefactoren in een land (hoofdstuk 3)
  2. de bestedingen (= vraagzijde = conjunctuur) komen van de 4 sectoren in de economische kringloop (hoofdstuk 4):
        consumenten, bedrijven, overheid en buitenland
        Y = C + I + O + (E - M)



Slide 4 - Slide

Bruto Binnenlands Product (BBP)

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Productiecapaciteit (structuur)
De grootte van de productiecapaciteit (structuur)
wordt bepaald door de kwantiteit (omvang)
en de kwaliteit van de productiefactoren (KANO):
  1. Kapitaal
  2. Arbeid
  3. Natuur
  4. Ondernemerschap



Slide 8 - Slide

1. De productiefactor Kapitaal
De omvang (kwantiteit) van de productiefactor Kapitaal wordt bepaald door:
  1. het producentenvertrouwen
  2. de winsten van bedrijven
  3. de rente (in Nederland door de ECB)
  4. de besparingen van gezinnen
  5. de invloed van de overheid met subsidies en heffingen
       (arbeids-, kapitaal- of milieubesparend)

De innovatie (kwaliteit) van de productiefactor Kapitaal wordt bepaald door de besteding ervan die leidt tot een verhoging van de arbeidsproductiviteit.

Slide 9 - Slide

2. De productiefactor Arbeid

De omvang (kwantiteit) van de productiefactor Arbeid wordt bepaald door:
  1. de omvang van de bevolking (zoals geboortes, immigratie en emigratie)
  2. de samenstelling van de bevolking (zoals vergrijzing)
  3. de participatiegraad (zoals deeltijd en kinderopvang)
  4. de wetgeving (zoals leerplichtleeftijd en pensioenleeftijd)



De arbeidsproductiviteit (kwaliteit) wordt bepaald door:
  1. de mate van scholing
  2. de efficiëntie (doelmatigheid) van de organisatie
  3. de mate van mechanisering, automatisering en digitalisering
  4. de arbeidsmentaliteit


indexcijferloonkostenperproduct=indexcijferarbeidsproductiviteitindexcijferloonkostenperwerknemer×100

Slide 10 - Slide

3. De productiefactor Natuur
De omvang (kwantiteit) en kwaliteit van de productiefactor Natuur is moeilijker te beïnvloeden dan de andere productiefactoren, maar denk aan:
  
  1. ontginning van nieuwe bronnen
  2. inpoldering
  3. irrigatie

Slide 11 - Slide

4. De productiefactor Ondernemerschap
De omvang (kwantiteit) en de kwaliteit van de productiefactor Ondernemerschap kun je beschouwen als een eigenschap van de productiefactor Arbeid, denk hierbij aan:

  1. zorgen voor een efficiënte organisatie
  2. maken van goede investeringskeuzes
  3. vergroten van de productiecapaciteit o.b.v.                                                                                                    de productiefactor waar een tekort aan is
  4. de overheid kan ondernemerschap stimuleren
        door subsidies (zoals starters-, zelfstandigen-,
        MKB- en investeringsaftrek)

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

De arbeidsproductiviteit van een land kan gemeten worden door:
A
de totale waarde van de productie te delen door het aantal arbeidsjaren
B
de totale toegevoegde waarde te delen door het aantal werknemers
C
het nationaal inkomen te delen door de totale beroepsbevolking
D
het bruto binnenlands product te delen door het aantal werknemers

Slide 14 - Quiz

Wat is geen oorzaak van een stijging van de arbeidsproductiviteit per uur?
A
mechanisering en automatisering
B
het maken van overuren
C
scholing
D
arbeidsverdeling en specialisatie

Slide 15 - Quiz

Door innovatie bij een tuinbedrijf worden 6 van de 9 werknemers overbodig en ontslagen. De arbeidsproductiviteit in het tuinbedrijf is gestegen met...
A
67%
B
100%
C
200%
D
300%

Slide 16 - Quiz

Irrigatie is een voorbeeld van het verhogen van de kwantiteit en kwaliteit van de productiefactor...
A
Kapitaal
B
Arbeid
C
Natuur
D
Ondernemerschap

Slide 17 - Quiz

GPL Hoofdstuk 3. De structuur
(code t4eey)

Slide 18 - Slide

Maakwerk



  • in de les (schrift): 3.1 t/m 3.4, 3.8 t/m 3.10, 3.13 en 3.14
  • thuis (digitaal): 3.5 t/m 3.7, 3.11, 3.12 en 3.15

Slide 19 - Slide