Verdienen en uitgeven H3 paragraaf 1 en 2

Verdienen en uitgeven H3
1 / 37
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Verdienen en uitgeven H3

Slide 1 - Slide

Doel van deze les
  • Je kan in eigen woorden uitleggen hoe productiefactoren de productiecapaciteit beïnvloeden. 
  • Je kan in eigen woorden uitleggen op welke wijze productiefactoren de hoogte en groei v.h. het bbp beïnvloeden. 
  • Je kan in eigen woorden uitleggen hoe de kwaliteit en kwantiteit van iedere productiefactor vergroot kan worden.

Slide 2 - Slide

BBP = Bruto Binnenlands Product
BBP = productiewaarde (toegevoegde waarde) van een land





BBP NL in 2022: € 950 miljard

Slide 3 - Slide

BBP = Bruto Binnenlands Product
BBP = productiewaarde (toegevoegde waarde) van een land





BBP NL in 2022: € 950 miljard

Hoe kan de productie (waarde) van een land (op lange termijn) toenemen?

Slide 4 - Slide

Hoe kan de productie op de LANGE TERMIJN groeien?

Slide 5 - Open question

Productiecapaciteit
Productiecapaciteit = hoeveel je maximaal kunt produceren.




Productiecapaciteit = afhankelijk van de kwantiteit en de kwaliteit van de productiefactoren

Slide 6 - Slide

Wat weten jullie over productiefactoren?

Slide 7 - Mind map

Productiefactoren
Productiefactoren (KANO)
  • Alles wat je nodig hebt om te produceren

  • Kapitaal
  • Arbeid
  • Natuur
  • Ondernemerschap

Slide 8 - Slide

Productiefactoren
Hoogte bbp bepaald door:
  • Productiecapaciteit (aanbodkant/structurele kant)
  • Bestedingen (vraagkant van de economie)

Productiecapaciteit
  • Hoeveel een land maximaal kan produceren in een jaar

Bezettingsgraad
  • Hoeveel er van de maximale productiecapaciteit gebruikt wordt.

Slide 9 - Slide

Nu lezen, maken en nakijken t/m opgave 1 
5 á 10 minuten.

Klaar? Lees alvast blz. 28

Slide 10 - Slide

Groei van de economie
Korte termijn is het afhankelijk van de bestedingen.

Op de lange termijn is de groei van de economie (BBP) afhankelijk van:
  • Omvang (kwantiteit) productiefactoren
  • Kwaliteit productiefactoren

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Wat bepaalt de kwantiteit en de kwaliteit van de productiefactor arbeid?

Slide 13 - Open question

Arbeid

De omvang (kwantiteit) van de productiefactor Arbeid wordt bepaald door:
  1. de omvang van de bevolking (zoals geboortes, immigratie en emigratie)
  2. de samenstelling van de bevolking (zoals vergrijzing)
  3. de participatiegraad (zoals deeltijd en kinderopvang)
  4. de wetgeving (zoals leerplichtleeftijd en pensioenleeftijd)



De arbeidsproductiviteit (kwaliteit) wordt bepaald door:
  1. de mate van scholing
  2. de efficiëntie (doelmatigheid) van de organisatie
  3. de mate van mechanisering, automatisering en digitalisering
  4. de arbeidsmentaliteit


Slide 14 - Slide

Arbeid
Kwantiteit van de productiefactor arbeid is afhankelijk van de beroepsbevolking.

Beroepsbevolking
  • Alle personen tussen 15 en de pensioenleeftijd die betaald werk hebben of op zoek zijn naar betaald werk en beschikbaar zijn.

Kwantiteit beroepsbevolking is afhankelijk van:
  • Omvang beroepsbevolking
  • Samenstelling beroepsbevolking
  • Wetgeving (pensioenleeftijd / leerplichtleeftijd).

Slide 15 - Slide

Wat is het verband tussen arbeidsproductiviteit en de internationale concurrentepositie?

Slide 16 - Open question

Arbeid
Arbeidsproductiviteit & internationale concurrentiepositie

Stel dat de arbeidsproductiviteit stijgt. Wat gebeurt er dan met de kosten per product?

  1. Arbeidsproductiviteit ↑
  2. Productie per werknemer per tijdseenheid ↑
  3. Loon verspreiden over meer producten 
  4. Loonkosten per product ↓
  5. Verkoopprijs ↓
  6. Internationale concurrentiepositie ↑


Slide 17 - Slide

Arbeid
Indexcijfer loonkosten = indexcijfer loonkosten per werknemer  x 100%
      per product                            Indexcijfer arbeidsproductiviteit 

VOORBEELD
Loonkosten per werknemer stijgen met met 9% en de arbeidsproductiviteit stijgt met 5%. Bereken de stijging van de loonkosten per product.

UITWERKING
Indexcijfer loonkosten per product = 109 : 105 x 100% = 103,8 
Loonkosten per product stijgen met 3,8 %

Slide 18 - Slide

Nu doen:
H3 lezen, maken en nakijken t/m opgave 3.6
over ongeveer 20 minuten bespreken
Klaar? Ga door met de volgende paragraaf 'Kapitaal'

Slide 19 - Slide

Wat wordt er bedoeld met de productiefactor 'Kapitaal'?

Slide 20 - Open question

Kapitaal
(vaste) kapitaalgoederen                                               en                                                                geldkapitaal



Slide 21 - Slide

Kapitaal
(vaste) kapitaalgoederen                                               en                                                                geldkapitaal

Meer en betere kapitaalgoederen --> meer productie!






Slide 22 - Slide

Kapitaal
(vaste) kapitaalgoederen                                               en                                                                geldkapitaal

Meer en betere kapitaalgoederen --> meer productie!

Dit betekent dat bedrijven moeten investeren (I)
--> deel van de winst
--> geld lenen <-- besparingen van gezinnen (S)







Slide 23 - Slide

Kapitaal
(vaste) kapitaalgoederen                                               en                                                                geldkapitaal

Meer en betere kapitaalgoederen --> meer productie!

Dit betekent dat bedrijven moeten investeren (I)
--> deel van de winst
--> geld lenen <-- besparingen van gezinnen (S)

--> te grote loonstijgingen? --> meer (loon)kosten --> minder winst --> minder investeringen --> werkgelegenheid in gevaar





Slide 24 - Slide

Kapitaal
(vaste) kapitaalgoederen                                               en                                                                geldkapitaal

Innovaties --> verhoging arbeidsproductiviteit 
                       --> besparen kapitaal e/o milieu
Productinnovatie:





Procesinnovatie: efficiëntere productieprocessen

Slide 25 - Slide

Doel van deze les
  • Je kan in eigen woorden uitleggen hoe productiefactoren de productiecapaciteit beïnvloeden. 
  • Je kan in eigen woorden uitleggen op welke wijze productiefactoren de hoogte en groei v.h. het bbp beïnvloeden. 
  • Je kan in eigen woorden uitleggen hoe de kwaliteit en kwantiteit van iedere productiefactor vergroot kan worden.

Slide 26 - Slide

Kapitaal
(vaste) kapitaalgoederen                                               en                                                                geldkapitaal

Meer en betere kapitaalgoederen --> meer productie!

Dit betekent dat bedrijven moeten investeren (I)
--> deel van de winst
--> geld lenen <-- besparingen van gezinnen (S)

--> te grote loonstijgingen? --> meer (loon)kosten --> minder winst --> minder investeringen --> werkgelegenheid in gevaar





Slide 27 - Slide

Kapitaal
(vaste) kapitaalgoederen                                               en                                                                geldkapitaal

Innovaties --> verhoging arbeidsproductiviteit 
                       --> besparen kapitaal e/o milieu
Productinnovatie:





Procesinnovatie: efficiëntere productieprocessen

Slide 28 - Slide

Nu doen:
H3 lezen, maken en nakijken t/m opgave 3.11
over ongeveer 15 minuten bespreken
0ndertussen huiswerkcontrole (tm opgave 3.8)
Klaar? Ga door met de volgende paragraaf 'Natuur'

Slide 29 - Slide

Natuur
De omvang (kwantiteit) en kwaliteit van de productiefactor Natuur is moeilijker te beïnvloeden dan de andere productiefactoren, maar denk aan:
  
  1. ontginning van nieuwe bronnen
  2. inpoldering
  3. irrigatie

Slide 30 - Slide

 Ondernemerschap
De omvang (kwantiteit) en de kwaliteit van de productiefactor ondernemerschap kun je beschouwen als een eigenschap van de productiefactor Arbeid. 

Gaat om de kennis, inzichten en activiteiten 
van mensen

Slide 31 - Slide

Doel van deze les
  • Je kan in eigen woorden uitleggen hoe productiefactoren de productiecapaciteit beïnvloeden. 
  • Je kan in eigen woorden uitleggen op welke wijze productiefactoren de hoogte en groei v.h. het bbp beïnvloeden. 
  • Je kan in eigen woorden uitleggen hoe de kwaliteit en kwantiteit van iedere productiefactor vergroot kan worden.

Slide 32 - Slide

Nu doen:
H3 lezen, maken en nakijken t/m 3.2.4 Ondernemerschap
over ongeveer 5 minuten bespreken
Klaar? Ga door met de volgende paragraaf 'Inkomensongelijkheid'

Slide 33 - Slide

Noem tenminste 3 andere benamingen voor BBP

Slide 34 - Mind map

Op de lange termijn wordt de hoogte van het BBP bepaald door de ........ en de ....... van de .........

Slide 35 - Mind map

Door scholing verandert de ........ van de productiefactor arbeid
A
kwaliteit
B
kwantiteit

Slide 36 - Quiz

Door het verhogen van de AOW-leeftijd verandert de ........ van de productiefactor arbeid
A
kwaliteit
B
kwantiteit

Slide 37 - Quiz