BS 3.4 De Bloedvaten

3.4  bloedvaten
1 / 24
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

3.4  bloedvaten

Slide 1 - Slide

2f
Welkom
telefoon in de bak
 zoek je plek op
pak je spullen 
Wordt stil.


Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Doelen
  • We kennen het verschil tussen de dubbele en enkelvoudige bloedsomloop.
  • We kennen de onderdelen van de bloedsomloop
  • we kennen de functies van de verschillende onderdelen.

Slide 4 - Slide

De bloedsomloop
De mens heeft een dubbele bloedsomloop: dat wil zeggen dat het bloed per omloop twee keer door het hart stroomt.

Daarnaast is er een grote en een kleine bloedsomloop.

Slide 5 - Slide

De bloedsomloop
Kleine bloedsomloop: de rechterhelft van het hart pompt het bloed naar de longen. Vanuit de longen stroomt het bloed naar de linkerhelft van het hart.

Grote bloedsomloop: van de linkerhelft van het hart wordt het bloed het hele lichaam doorgepompt en weer terug naar de rechterhelft van het hart. 

Slide 6 - Slide

Bloedvaten
Slagaders: aanvoerende vaten. (spieren in de wand)
Aders: afvoerende vaten. (kleppen, druk slagaders en skeletspieren).
Haarvaten: uitwisseling weefsel en bloed

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Slagader vs Aders
Slagader:
- Voert het bloed weg van het hart
- Lichaamsslagaders bevatten zuurstofrijk bloed
- Hebben een hogere bloeddruk
- Hebben spieren in de wand
- Hebben geen kleppen
- Het bloed loopt er snel en stootsgewijs doorheen
- Hebben een voelbaar hartritme
Aders:
- Voert het bloed naar het hart
- Lichaamsaders bevatten zuurstofarm bloed
- Hebben een lagere bloeddruk
- Hebben geen spieren in de wand
-  De meeste hebben een terugslagklep
- Het bloedt stroomt traag
- Hebben geen voelbaar hartritme

Slide 9 - Slide

Slagader vs Aders
Slagader:
- Voert het bloed weg van het hart
- Lichaamsslagaders bevatten zuurstofrijk bloed.

Let op: De longslagader is een uitzondering en heeft zuurstof arm bloed

Aders:
- Voert het bloed naar het hart
- Lichaamsaders bevatten zuurstofarm bloed


Let op: De longader is een uitzondering en heeft zuurstof rijk bloed

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

3 type bloedvaten
1. Zuurstofrijk bloed stroomt vanuit het hart naar de slagaders.

2. Vanuit de slagaders stroomt het bloed naar de haarvaten. Daar wordt zuurstof afgegeven aan cellen van organen en spieren.

3. Vanuit de haarvaten stroomt het bloed naar de aders. Via de aders stroomt het bloed terug naar het hart. 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Hoe krijgen de nieren
zuurstofrijk bloed?
A
Door de nierader
B
Door de poortader
C
Door de nierslagader
D
Door de nierhaarvaten

Slide 14 - Quiz

Wat is de volgorde van de
grote bloedsomloop?
A
Rechter kamer, aorta, organen en weefsels, onderste en bovenste holle ader, linker boezem
B
Rechter kamer, onderste en bovenste holle ader, organen en weefsels, aorta, linker boezem
C
Linker kamer, aorta, organen en weefsels, onderste en bovenste holle ader, rechter boezem
D
Linker kamer, onderste en bovenste holle ader, organen en weefsels, aorta, rechter boezem

Slide 15 - Quiz


Hoe loopt de kleine bloedsomloop
(heel kort)?
A
hart, longen, hart
B
hart, lichaam, hart
C
lichaam, hart
D
longen, hart

Slide 16 - Quiz


Welke drie soorten bloedvaten zijn er?
A
Aorta, slagaders en aders
B
Aorta, aders en haarvaten
C
Aorta, slagaders en haarvaten
D
Slagaders, aders en haarvaten

Slide 17 - Quiz


Bevatten slagaders zuurstofrijk bloed?
A
ja
B
nee
C
meestal
D
Ze bevatten alleen heel veel koolstofdioxide

Slide 18 - Quiz

In welke bloedvaten is
de bloeddruk laag?
A
In haarvaten en aders
B
alleen in aders
C
alleen in haarvaten
D
alleen in slagaders

Slide 19 - Quiz


Het hart pompt het bloed rond. Wat is hier de functie van?
A
Alle organen voorzien van zuurstof
B
Alle organen voorzien van zuurstof en voedingsstoffen
C
Alle organen voorzien van voedingsstoffen
D
Alle organen voorzien van zuurstof, voedingsstoffen en koolstofdioxide

Slide 20 - Quiz


Welke drie soorten bloedvaten zijn er?
A
Aorta, slagaders en aders
B
Aorta, aders en haarvaten
C
Aorta, slagaders en haarvaten
D
Slagaders, aders en haarvaten

Slide 21 - Quiz

Welke bloedvaten hebben de dikste wand?
A
slagaders
B
aders
C
haarvaten

Slide 22 - Quiz

In welke bloedvaten is de bloeddruk laag?
A
In haarvaten en aders
B
alleen in aders
C
alleen in haarvaten

Slide 23 - Quiz

Huiswerk
2H : 18 t/m 26
3V: 14 t/m 23

Slide 24 - Slide