H3.3 Lezen

1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Leerdoel
Aan het einde van deze § kan je;
  • ''...'' uitleggen wat een betogende tekst is en deze herkennen.
  • ''...'' argumenten herkennen.
Planning
  • Huiswerk bespreken
  • Betogende tekst
  • Argumenten
  • Kritisch lezen
  • Huiswerk / Leestijd
  • Afsluiting

Slide 2 - Slide

3.3 Lezen                                                                                                                              p.172-186
Betogende tekst
Belangrijkste doel: de lezer overtuigen dat zijn/haar mening juist is.
Dit wordt gedaan door argumenten.
  • De hoofdgedachte bestaat altijd uit de mening van de schrijver, meestal gevolgd door het belangrijkste argument.

Vormen:
  • een opiniërend artikel, boekbespreking of klachtenbrief

Bestaat uit 3 delen:
  1. Inleiding: onderwerp en mening
  2. Kern: argumenten voor mening
  3. Slot: conclusie of samenvatting

Slide 3 - Slide

3.3 Lezen                                                                                                                                  p.170-181
Argumenten
Informatie om een mening te bewijzen.
Kan zowel feit als mening zijn:
  • Ik vind Groningen een leuke stad, want je kunt er goed winkelen. (mening)
  • Ik vind Rotterdam een leuke stad, want er zijn veel musea. (feit)

  • Een feit overtuigt de lezer eerder, kan je controleren.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

3.3 Lezen                                                                                                                                  p.170-181
Kritisch lezen
Vijfde leesstrategie
  1. Verkennend lezen;
  2. Nauwkeurig lezen;
  3. Zoekend lezen;
  4. Studerend lezen;
  5. Kritisch lezen.

  • Je stelt vragen als: 
  • Is de schrijver deskundig? Is de informatiebron betrouwbaar? Is de informatie waar?
  • In een betoog vooral bij de argumenten.
  • Is dit waar? Is het echt zo gebeurd? Vind ik dit overtuigend? Kan dit kloppen?

Slide 6 - Slide

Huiswerk bespreken
Fictie 3.1: 2, 3, 5c en d, 6, 7 , 10 en 11
2 en 3 bespreken we klassikaal
5, 6 , 7 en 10 kijk je in tweetallen na (antwoorden in gedeelde mapje) 11 bespreken we later.
timer
10:00

Slide 7 - Slide

  • Wat voor tekstdoel heeft de volgende tekst?
  • Welke tekstsoort en welke tekstvorm?
  • Wat zijn de kenmerken van die tekstvorm? Zoek die op in je boek par. 1.3 (blz.26) en 3.3 (blz. 172) en schrijf op!
Beantwoord de volgende vragen

Slide 8 - Slide

Niet afstraffen
Onlangs is een enquete gehouden onder huisartsen en verpleegkundigen. Daaruit blijkt dat meer dan 50 procent van deze zorgverleners er voorstander van is dat mensen met een ongezonde levensstijl meer gaan betalen voor hun ziekteverzekering dan mensen die gezond leven. Mensen die roken en vet eten, lopen een groter risico op gezondheidsproblemen dus het lijkt mij redelijk dat ze meer betalen dan mensen die gezond leven.

Slide 9 - Slide

  • Inleiding: waarin een stelling wordt beschreven of kort een   mening wordt gegeven. 
  • Midden: schrijver geeft mening en verdedigt die met    argumenten.
  • Soms worden er ook tegenargumenten gegeven die daarna weer onderuitgehaald worden. 
  • Slot: samenvatting en/of conclusie.
Herken een betoog

Slide 10 - Slide

  • Tekstdoel – overtuigen 
  • Tekstsoort – overtuigende tekst 
  • Tekstvorm – recensie, ingezonden brief, betoog 
 
  • In een betoog overtuig je iemand van jouw mening 
  • Andere woorden voor mening: standpunt, opinie, oordeel, visie, stelling

Betoog: tekstdoel, tekstsoort, tekstvorm

Slide 11 - Slide

  • Vapen moet verboden worden.
  • Frenkie de Jong naar Ajax?
  • Koop bij Groenteman Het Uitje.
  • Bij welk tekstdoelen horen de titels? Hoe weet je dat?
Lees onderstaande titels

Slide 12 - Slide

  • Daarmee probeer je te bewijzen dat jouw mening klopt 
  • Tegenargument: Je geeft aan dat je het juist niet eens     bent met wat er eerder gezegd is 
  • Een betoog wordt krachtiger als je argumenten geeft, vervolgens zelf een tegenargument geeft en dit daarna weer onderuithaalt. (weerleggen).
  • Geef bij een argument altijd uitleg en voorbeeld 

Argumenten

Slide 13 - Slide

  • Stelling: 
  • Ik vind dat gratis openbaar vervoer voor iedereen een goed idee is. 
  • Standpunt
  • Ik ben het daarmee eens.
  • Argument: 
  • Iedereen kan vrij reizen en daardoor kan de auto minder gebruikt worden. 
  • Tegenargument: 
  • Je betaalt dat vrije reizen zelf door middel van de belasting en belasting betalen we allemaal
  • Tegenargument onderuit halen (weerlegging): 
  • Dat is zo maar je betaalt ook belasting om wegen te onderhouden en die kan lager worden als er minder auto’s gebruik maken van de wegen 

Slide 14 - Slide

Stelling: Alle leerlingen in de onderbouw moeten hun huiswerk, na schooltijd, op school maken
Standpunt: Daar ben ik het helemaal mee eens
Argument 1: Veel lln maken geen huiswerk en presteren daardoor slechter
Argument 2: Alleen rijke ouders kunnen huiswerkbegeleiding betalen en dat zorgt voor kansongelijkheid.
Tegenargument: Als leerlingen hun huiswerk op school maken, leren ze niet zelfstandig te werken, terwijl ze dat wel moeten kunnen als ze gaan studeren
Weerlegging: Leerlingen moeten inderdaad leren zelfstandig te werken, maar dat kan ook pas vanaf de derde klas, omdat anders de overgang van basisschool naar middelbare erg groot is.





Slide 15 - Slide

  • Je leest de theorieblokken in H3.3 
  • Maak opdrachten 1 tm 3 voor de volgende les
Opdrachten

Slide 16 - Slide

3.3 Lezen                                                                                                                                  p.170-181
Oorzaak en gevolg
'Nieuw' tekstverband
Geeft aan dat er iets gebeurd (gevolg), omdat er daarvóór iets anders plaatsvond (oorzaak).

Er kunnen meerdere oorzaken zijn.
Signaalwoorden:
Doordat, zodat, daardoor, waardoor, met als gevolg

Slide 17 - Slide

Tekstverbanden



Tekstverband
Signaalwoorden
Voorbeelden
Opsommend
?
Tijdsvolgorde
?
Tegenstellend
?
Uitleggend
?
Redengevend
?
Concluderend
?
Samenvattend
?
Oorzaak en gevolg
NIEUW
Vergelijkend
?
3.3 Lezen                                                                                                                                  p.170-181

Slide 18 - Slide

Tekstverbanden

Tekstverband
Signaalwoorden
Opsommend
ten eerste, ook, eveneens, bovendien, verder, tevens, zowel... als, ten slotte, om te beginnen, daarnaast, niet alleen... maar ook...
Tijdsvolgorde
eerst, intussen, terwijl, toen, vervolgens, daarna, voordat, nadat, zodra, ten slotte
Tegenstellend
maar, echter, evenwel, toch, daarentegen, integendeel, enerzijds... anderzijds, daar staat tegenover
Uitleggend
bijvoorbeeld, dat wil zeggen, met andere woorden, zoals
Redengevend
want, omdat, daarom, immers, namelijk
Concluderend
dus, dan ook, concluderend, de slotsom is, hieruit volgt
Samenvattend
kortom, om kort te gaan, samenvattend, al met al
Oorzaak en gevolg*
doordat, daardoor, zodat, waardoor, met als gevolg
Vergelijkend
net als, zoals, evenals
3.3 Lezen                                                                                                                                  p.170-181

Slide 19 - Slide

timer
1:30
Wat zijn de tekstdoelen?

Slide 20 - Mind map

Tekstdoelen
Informeren
Amuseren
Overtuigen
Activeren

Slide 21 - Slide

Opdracht
Lees het artikel op je laptop. 
Beantwoord de vragen op de volgende sheet en ga daarna door naar de sheet Aan de slag! Nieuw Nederlands. De laatste twee sheets bieden weer wat verdieping en extra uitleg.
timer
6:00

Slide 22 - Slide

Wat was het onderwerp, tekstdoel en tekstsoort?

Slide 23 - Open question

timer
2:00
Amuseren
Activeren
Overtuigen
je vermaken
Proberen iemand iets te laten doen of juist niet

Slide 24 - Drag question

Opdracht: maak de zinnen af
1. Een betogende tekst noem je ook wel een: ....................
2. Een schrijver van een betogende tekst heeft als schrijfdoel: ....................
3. Een schrijver van een betogende tekst zorgt ervoor dat hij zijn doel bereikt       door: ....................
4. Een voorbeeld van een betogende tekst is: ....................
4. Een synoniem voor 'mening' is: ....................
5. In een betogende tekst komt de mening in de .................... (deel van tekst) 
     en de argumenten in de .................... (deel van tekst).
timer
4:00

Slide 25 - Slide

Opdracht: maak de zinnen af
1. Een betogende tekst noem je ook wel een: overtuigende tekst.
2. Een schrijver van een betogende tekst heeft als schrijfdoel: ....................
3. Een schrijver van een betogende tekst zorgt ervoor dat hij zijn doel bereikt       door: ....................
4. Een voorbeeld van een betogende tekst is: ....................
4. Een synoniem voor 'mening' is: ....................
5. In een betogende tekst komt de mening in de .................... (deel van tekst) 
     en de argumenten in de .................... (deel van tekst).

Slide 26 - Slide

Opdracht: maak de zinnen af
1. Een betogende tekst noem je ook wel een: overtuigende tekst.
2. Een schrijver van een betogende tekst heeft als schrijfdoel: overtuigen.
3. Een schrijver van een betogende tekst zorgt ervoor dat hij zijn doel bereikt       door: ....................
4. Een voorbeeld van een betogende tekst is: ....................
4. Een synoniem voor 'mening' is: ....................
5. In een betogende tekst komt de mening in de .................... (deel van tekst) 
     en de argumenten in de .................... (deel van tekst).

Slide 27 - Slide

Opdracht: maak de zinnen af
1. Een betogende tekst noem je ook wel een: overtuigende tekst.
2. Een schrijver van een betogende tekst heeft als schrijfdoel: overtuigen.
3. Een schrijver van een betogende tekst zorgt ervoor dat hij zijn doel bereikt       door: zijn mening te onderbouwen met goede argumenten.
4. Een voorbeeld van een betogende tekst is: ....................
4. Een synoniem voor 'mening' is: ....................
5. In een betogende tekst komt de mening in de .................... (deel van tekst) 
     en de argumenten in de .................... (deel van tekst).

Slide 28 - Slide

Opdracht: maak de zinnen af
1. Een betogende tekst noem je ook wel een: overtuigende tekst.
2. Een schrijver van een betogende tekst heeft als schrijfdoel: overtuigen.
3. Een schrijver van een betogende tekst zorgt ervoor dat hij zijn doel bereikt       door: zijn mening te onderbouwen met goede argumenten.
4. Een voorbeeld van een betogende tekst is: een recensie.
4. Een synoniem voor 'mening' is: ....................
5. In een betogende tekst komt de mening in de .................... (deel van tekst) 
     en de argumenten in de .................... (deel van tekst).

Slide 29 - Slide

Opdracht: maak de zinnen af
1. Een betogende tekst noem je ook wel een: overtuigende tekst.
2. Een schrijver van een betogende tekst heeft als schrijfdoel: overtuigen.
3. Een schrijver van een betogende tekst zorgt ervoor dat hij zijn doel bereikt       door: zijn mening te onderbouwen met goede argumenten.
4. Een voorbeeld van een betogende tekst is: een recensie.
4. Een synoniem voor 'mening' is: standpunt.
5. In een betogende tekst komt de mening in de .................... (deel van tekst) 
     en de argumenten in de .................... (deel van tekst).

Slide 30 - Slide

Opdracht: maak de zinnen af
1. Een betogende tekst noem je ook wel een: overtuigende tekst.
2. Een schrijver van een betogende tekst heeft als schrijfdoel: overtuigen.
3. Een schrijver van een betogende tekst zorgt ervoor dat hij zijn doel bereikt       door: zijn mening te onderbouwen met goede argumenten.
4. Een voorbeeld van een betogende tekst is: een recensie.
4. Een synoniem voor 'mening' is: standpunt.
5. In een betogende tekst komt de mening in de inleiding (deel van tekst) 
     en de argumenten in de .................... (deel van tekst).

Slide 31 - Slide

Opdracht: maak de zinnen af
1. Een betogende tekst noem je ook wel een: overtuigende tekst.
2. Een schrijver van een betogende tekst heeft als schrijfdoel: overtuigen.
3. Een schrijver van een betogende tekst zorgt ervoor dat hij zijn doel bereikt       door: zijn mening te onderbouwen met goede argumenten.
4. Een voorbeeld van een betogende tekst is: een recensie.
4. Een synoniem voor 'mening' is: standpunt.
5. In een betogende tekst komt de mening in de inleiding (deel van tekst) 
     en de argumenten in de kern (deel van tekst).

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Zelfstandig werken
Noteer je huiswerk in je Plenda en maak de opdrachten:
Lees alle theorie uit Lezen 3.3 goed door
Maak opdracht 10, 12, 13, 14, 15, 16
De eerste 10 minuten wordt in stilte gewerkt 
TIP:BEKIJK OOK DE INFO OP BLZ. 241-242!!!!!!!!!

Slide 35 - Slide