Opdracht 5a: A6 B5 C8 D9 E4 F2 G1 H3 I7 J10
5b: 1. C, D, E, F, G, H. 2. A, B. 3 I, J
5c: Beide. Enerzijds is het een godsdienstige opstand, omdat de katholieke kunst wordt verwoest als protest tegen de gebruiken en de regels van de katholieke kerk. Anderzijds heeft de opstand ook sociale motieven. Mensen stelen rijkdommen uit de kerk, omdat zij het oneerlijk vonden dat de katholieke kerk zo rijk was
6 a: In rooms-katholieke kerken zijn heiligenbeelden en kunst te vinden. De kerken zijn uitbundig versierd. In protestantse kerken zijn deze heiligenbeelden niet te vinden. Kerken moesten eenvoudig zijn.
6 b: Protestanten willen dat alleen de Bijbel centraal staat in het geloof. Daar hoorden geen heiligenbeelden en kunst bij. De kerk moest eenvoudig worden ingericht zodat men niet afgeleid zou raken.
6 c: Bijvoorbeeld: Een rooms-katholiek in de zestiende eeuw zou zeggen dat protestanten zonder beelden van Jezus en Maria God niet goed konden vereren.