Do 31 jan Lastige werkwoorden

Doel
Je leert over lastige werkwoorden
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Doel
Je leert over lastige werkwoorden

Slide 1 - Slide

Opletten: lastige werkwoorden

Werkwoorden die beginnen met be-, ge-, ver-, ont-, her- of over- klinken in de tegenwoordige tijd en de voltooide tijd hetzelfde, maar vaak schrijf je de werkwoorden anders.


gebeurt of gebeurd?

verandert of veranderd?

herstelt of hersteld?

Slide 2 - Slide

DOEL


- je weet wanneer je een -t of een -d moet gebruiken als de tegenwoordige tijd en de persoonsvorm hetzelfde klinken
spelling: 
lastige werkwoorden

Slide 3 - Slide

Uitleg lastige werkwoorden
  • De vormen van kunnen en willen worden ook vaak fout geschreven. 

  • Kunnen - bij je/jij/u schrijf je nooit kan, maar kunt
  • Willen - bij hij/zij/ze gebruik je nooit wilt, maar wil
    In de verledentijd gebruik je nooit wou of wouden, maar wilde of wilden.

Slide 4 - Slide

Uitleg lastige werkwoorden

Slide 5 - Slide

Lastige werkwoorden : lees deze uitleg goed door :

Slide 6 - Slide

Lastige werkwoorden

Slide 7 - Slide

  • Lastige werkwoorden
Vorige les

Slide 8 - Slide

Menig leerling [                      ] zich de strijd met de vermaledijde d’s en t’s. Je moet er goed op letten dat de laatste letter, afhankelijk van de vorm en tijd van het werkwoord, soms [                      ]. Het is dan ook niet voor niets dat de werkwoordspelling jaarlijks wordt 
[                       ]. Een foutje is ook na jarenlange training, nauwgezette oefening en gerichte uitleg zo [                       ]. Hoewel er enkele lastige regels toegepast dienen te worden, moet je er wel op blijven letten dat iedere letter de juiste uitgang krijgt die het heeft
 [                       ].
Zorg ervoor dat je alle regels nog een keer zorgvuldig [                       ]. De werkwoordspelling is echt nooit [                       ], maar bij het schrijven heb je het stappenplan gewoon niet voldoende 
[                       ]. Het [                       ]vast nog wel eens dat je een slordigheidsfoutje maakt, maar je tekst krijgt de zorg die het 
[                       ].

herinnert
herinnerd
verandert
veranderd
herhaalt
herhaald
gebeurt
gebeurd
verdient
verdiend

Slide 9 - Drag question

Lastige werkwoorden

Slide 10 - Slide

De stam van een werkwoord vind je door van het hele werkwoord -en af te halen; wat je overhoudt, is de stam.


Bijvoorbeeld:

worden - en = word

leiden - en = leid

houden -en = houd

Reizen- en = reiz 

      De stam van een werkwoord

Slide 11 - Slide

Stam
- ik-vorm:

doen - ik doe - stam: doe
lopen - ik loop - stam: loop
leven - ik leef - stam: leef

Slide 12 - Slide

STAM
Stam= ik-vorm (werkwoord zonder -en)
Bij jij/hij/zij komt er een 't' achter de stam.

hij brandt
zij fietst

Slide 13 - Slide

De stam
De stam is de ik - vorm van het werkwoord.

werken - ik werk              De stam is werk
vinden - ik vind                De stam is vind
redden - ik red                 De stam is red
fietsen - ik fiets              De stam is fiets
beloven - ik beloof        De stam is beloof

Slide 14 - Slide

De stam van een werkwoord

De stam van een werkwoord vind je door van het hele werkwoord -en af te halen; wat je overhoudt, is de stam.

Bijvoorbeeld:

worden - en = word

leiden - en = leid

houden -en = houd

Slide 15 - Slide

Wie
regel
voorbeeld
ik
....je/jij
je/jij.......
hij/zij/het
wij/zij
stam
stam
stam+t
stam+t
hele ww
Schudden
Schud
Schud
Schudt
Schudt

Slide 16 - Drag question

halen
Stam + te(n)
Stam + de(n)
fietsen
reizen
klappen
spelen
koken
blaffen
redden
vullen
zwaaien
fluisteren
typen

Slide 17 - Drag question

Persoonsvorm
Tegenwoordige tijd
Persoonsvorm 
Verleden tijd
stam
hele werkwoord
stam + t
stam + te
stam + ten
stam + den
stam + de

Slide 18 - Drag question

STAM
IK-VORM
STAM & IK-VORM tegelijk
fiets
loop
klag
verhuiz
plakk
lees
brand
date
krijg

Slide 19 - Drag question

De STAM en de IK-VORM zijn precies hetzelfde.
De STAM en de IK-VORM zijn niet precies hetzelfde.
drinken
zwaaien
koken
vliegen
vallen
kleuren
roepen
luisteren
rammen
maken

Slide 20 - Drag question

Huiswerk voor ma 5 februari
Maken Spelling blok 4 
Opdr. 21 en 22
 Lastige werkwoorden

Slide 21 - Slide