Hoofdstuk 7 - les 3

Hoofdstuk 7 - les 3
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 7 - les 3

Slide 1 - Slide

Welkom bij Nederlands

Slide 2 - Slide

Programma
Lezen 
20 minuten
Instructie 
15 minuten
Aan de slag
20 minuten
Buitenspellen
30 minuten

Slide 3 - Slide

Lezen
Wat? Lezen in een boek
Hoe? In stilte
Tijd? 20 minuten

timer
20:00

Slide 4 - Slide

De stam van een werkwoord vind je door van het hele werkwoord -en af te halen; wat je overhoudt, is de stam.


Bijvoorbeeld:

worden - en = word

leiden - en = leid

houden -en = houd

Reizen- en = reiz 

      De stam van een werkwoord

Slide 5 - Slide

persoonsvorm tegenwoordige tijd
Ik
ik voor/achter de pv => ik-vorm
=> ik snoei / snoei ik

*jij
jij voor de pv => ik-vorm + t
=> jij snoeit / jij loopt / jij verhuist

Slide 6 - Slide

persoonsvorm tegenwoordige tijd
*jij
jij  achter de pv => ik-vorm
=> snoei jij / loop jij / verhuis jij

hij/zij/het/u/de jongen => ander enkelvoud
ik-vorm + t (voor/achter de pv)
=> hij snoeit / u loopt / verhuist de jongen

Slide 7 - Slide

Vul in: pv tegenwoordige tijd.

Maar hij (vertrouwen) niemand.
A
vertrouwt
B
vertrouwd

Slide 8 - Quiz

Vul in: pvtt

Joep (lopen) naar school.
A
loop
B
loopd
C
loopt
D
lopen

Slide 9 - Quiz

Vul in: pvtt

Het huis (branden) af.
A
brand
B
brant
C
brandt

Slide 10 - Quiz

Welke zin is goed gespeld?
A
Anna verbied haar broertje binnen te komen.
B
Anna verbiedt haar broertje binnen te komen.

Slide 11 - Quiz

Welke zin is goed gespeld?

A
Jij word er wel gelukkig van.
B
Jij wordt er wel gelukkig van.

Slide 12 - Quiz

Welke zin is goed gespeld?

A
Vind jij dit een mooie kleur?
B
Vindt jij dit een mooie kleur?

Slide 13 - Quiz

sterk of zwak

Slide 14 - Slide

sterke of zwakke werkwoorden
Sterk
klankverandering
=> ik loop / ik liep

zwak
géén klankverandering
=> ik snoei / ik snoeide

Slide 15 - Slide

lopen
A
sterk
B
zwak

Slide 16 - Quiz

werken
A
sterk
B
zwak

Slide 17 - Quiz

helpen
A
sterk
B
zwak

Slide 18 - Quiz

genezen
A
sterk
B
zwak

Slide 19 - Quiz

wassen
A
sterk
B
zwak

Slide 20 - Quiz

Persoonsvorm verleden tijd

Slide 21 - Slide

persoonsvorm verleden tijd (zwak)
enkelvoud
ik-vorm + de => ik snoeiDE  of
ik-vorm + te => ik werkTE

meervoud
ik-vorm + den => wij snoeiDEN  of
ik-vorm + ten => jullie werkTEN

Slide 22 - Slide

persoonsvorm verleden tijd (zwak)
Kun je het niet horen? / Vind je allebei de antwoorden goed klinken?

=> 'T  e X   K  o  F   S   CH   i  P 
verhuizen => verhuiZ => niet in het kofschip => verhuisDe(n)
juichen => juiCH => wel in het kofschip => juichTe(n)
snoeien => snoei => niet in het kofschip => snoeiDe(n)
puffen => pufF => wel in het kofschip => pufTe(n)

Slide 23 - Slide

persoonsvorm verleden tijd

Slide 24 - Slide

Persoonsvorm Verleden Tijd
verhuizen
antwoorden
eten
Ik
verhuisde
antwoordde
at
jij/je/u
verhuisde
antwoordde
at
hij/zij/het
verhuisde
antwoordde
at
wij/jullie/zij
verhuisden
antwoordden
aten
... jij?
Verhuisde jij?
Antwoordde jij?
At jij?

Slide 25 - Slide

Wat is juist?
A
ik waste
B
ik wasde

Slide 26 - Quiz

Wat is juist?
A
hij jubelde
B
hij jubelte

Slide 27 - Quiz

Wat is juist?
A
wij beleeften
B
wij beleefden

Slide 28 - Quiz

Wat is juist?
A
Jullie planten een boom.
B
Jullie plantten een boom.

Slide 29 - Quiz

Wat is juist?
A
hij deelde mee
B
hij deeldde mee

Slide 30 - Quiz

Naar buiten!

Slide 31 - Slide

Team 1
Meike
Nina
Aiden
Aukje
Noor
Team 2
Saar
Roos
Laura
Olivier
Lilian
Team 3
Gijs
Amy
Emily
Jolijn
Liv
Team 4
Mick
Seb
Maik
Naud
Sophie
Team 5
Sven
Jens
Rikki
Elise

Slide 32 - Slide