H4.7 bijwoordelijke bepaling ( les 2)

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je schrift
  • je leerwerkboek op pagina 50
  • je laptop/iPad (dicht)


1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je schrift
  • je leerwerkboek op pagina 50
  • je laptop/iPad (dicht)


Slide 1 - Slide

Planning
  • wat is ook al weer de bwb?
  • huiswerk bespreken
  • werken met het werkblad en je schrift
  • afsluiten van de les

Slide 2 - Slide

Bijwoordelijke bepaling (bwb) p. 51
Heb je wg of ng, o, lv, mv gevonden? 
De zinsdelen die overblijven en extra informatie geven zijn bijwoordelijke bepalingen. 

De bwb geeft antwoord op: 
Wanneer, waar, waarmee, waardoor/waarom, hoeveel (keer) waarheen, hoe?

Slide 3 - Slide

Voorbeelden bwb
Ik fiets om tien uur naar school.                                            wanneer?
Ik parkeer mijn fiets in de stalling.                                        waar?
Ik fiets met mijn nieuwe fiets naar school.                        waarmee?
Door een lekke band moest ik naar school lopen.          waardoor?
De wandeltocht duurde een half uur.                                   hoeveel?
Ik liep naar school toe.                                                                waarheen?
Met alle plezier liep ik in de zon.                                             hoe?

Slide 4 - Slide

Huiswerk nakijken


opdracht 1 pagina 50

Slide 5 - Slide

  • Maak van het werkblad in de studiewijzer opdracht 5 en 8.
  • Morgen in de les nakijken.
  • Dan maken we opdracht 9 => bepaal je oefeningen.
  • Deze zijn dinsdag 28 maart af.
Kom je er niet uit met opdracht 5 en/of 8?

Start dan direct met opdracht 10 en verder.

Deze zijn dinsdag 28 maart af.

Slide 6 - Slide

Uitleg wg en onderwerp
Werkwoordelijk gezegde (het onderwerp doet iets)
  • Alle werkwoorden in de zin.
  • Ook splitsbare werkwoorden, aan het +ww of te + ww

Onderwerp (begint nooit met een voorzetsel)
  • Wie of wat + gezegde?
  • Test: maak van pv meervoud/enkelvoud, o verandert mee.

Slide 7 - Slide

Uitleg naamwoordelijk gezegde
ng: het onderwerp is iets (aardig/dokter, te laat)
  • alle werkwoorden in de zin
  • eentje is koppelwerkwoord, wisselen voor ander kww
  • naamwoordelijk deel => wat IS het onderwerp?


koppelwerkwoorden
zijn
worden
blijven
blijken
lijken
schijnen

Slide 8 - Slide

Uitleg lijdend voorwerp
  • begint nooit met een voorzetsel
  • zit niet in een zin met een naamwoordelijk gezegde 
  • zoek je op als je wg en o hebt gedaan

Wie/wat + wg + o? => antwoord is lijdend voorwerp.
Ik lees een boek.             Wat lees ik?    => Een boek

Slide 9 - Slide

Uitleg meewerkend voorwerp
  • Begint met aan of voor en je kunt het weglaten
  • Begint niet met aan of voor, maar je kunt het er wel bijdenken
  • Zit bijna nooit in een zin met een naamwoordelijk gezegde
  • Aan/voor wie/wat + gezegde + onderwerp (+lv) ? => mv

Joris geeft een snoepje aan Ingrid.
Joris geeft Ingrid een snoepje.

Slide 10 - Slide

Bijwoordelijke bepaling (bwb) p. 51
Heb je wg of ng, o, lv, mv gevonden? 
De zinsdelen die overblijven en extra informatie geven zijn bijwoordelijke bepalingen. 

De bwb geeft antwoord op: 
Wanneer, waar, waarmee, waardoor/waarom, hoeveel (keer) waarheen, hoe + wg + o (+ lv + mv)?

Slide 11 - Slide

Afsluiting
Voor de volgende les is 
  • opdracht 5 en 8 van het werkblad
  • opdracht 10 en 11 van het werkblad

Slide 12 - Slide