H4.7 bijwoordelijke bepaling ( les 3)

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je schrift
  • je leerwerkboek
  • je laptop/iPad (dicht)


1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je schrift
  • je leerwerkboek
  • je laptop/iPad (dicht)


Slide 1 - Slide

Planning
  • huiswerk nakijken
  • werken met het werkblad en je schrift
  • afsluiten van de les

Slide 2 - Slide

Huiswerk nakijken
kijk zelf na met de antwoorden in de studiewijzer
 
  • opdracht 5 en 8? Bepaal met opdracht 9 je andere opdrachten.
  • opdracht 10 en 11? Ga verder met de andere opdrachten.

Slide 3 - Slide

  • Opdracht 5 en 8 gemaakt?
  • Bepaal je oefeningen door opdracht 9 in te vullen.
  • Maak deze oefeningen.
  • Deze zijn dinsdag 28 maart  voor de les af.
Kijk opdracht 10 en 11 na. Hoe gaat het? 

Ga verder met het werkblad.

De opdrachten zijn dinsdag 28 maart voor de les af.

Slide 4 - Slide

Uitleg wg en onderwerp
Werkwoordelijk gezegde (het onderwerp doet iets)
  • Alle werkwoorden in de zin.
  • Ook splitsbare werkwoorden, aan het +ww of te + ww

Onderwerp (begint nooit met een voorzetsel)
  • Wie of wat + gezegde?
  • Test: maak van pv meervoud/enkelvoud, o verandert mee.

Slide 5 - Slide

Uitleg naamwoordelijk gezegde
ng: het onderwerp is iets (aardig/dokter, te laat)
  • alle werkwoorden in de zin
  • eentje is koppelwerkwoord, wisselen voor ander kww
  • naamwoordelijk deel => wat IS het onderwerp?


koppelwerkwoorden
zijn
worden
blijven
blijken
lijken
schijnen

Slide 6 - Slide

Uitleg lijdend voorwerp
  • begint nooit met een voorzetsel
  • zit niet in een zin met een naamwoordelijk gezegde 
  • zoek je op als je wg en o hebt gedaan

Wie/wat + wg + o? => antwoord is lijdend voorwerp.
Ik lees een boek.             Wat lees ik?    => Een boek

Slide 7 - Slide

Uitleg meewerkend voorwerp
  • Begint met aan of voor en je kunt het weglaten
  • Begint niet met aan of voor, maar je kunt het er wel bijdenken
  • Zit bijna nooit in een zin met een naamwoordelijk gezegde
  • Aan/voor wie/wat + gezegde + onderwerp (+lv) ? => mv

Joris geeft een snoepje aan Ingrid.
Joris geeft Ingrid een snoepje.

Slide 8 - Slide

Bijwoordelijke bepaling (bwb) p. 51
Heb je wg of ng, o, lv, mv gevonden? 
De zinsdelen die overblijven en extra informatie geven zijn bijwoordelijke bepalingen. 

De bwb geeft antwoord op: 
Wanneer, waar, waarmee, waardoor/waarom, hoeveel (keer) waarheen, hoe + wg + o (+ lv + mv)?

Slide 9 - Slide

Afsluiting
Voor de volgende les is 
  • de gekozen opdrachten van het werkblad

Slide 10 - Slide