Uitleg week 44 les 2 - werkwoorden in samengestelde zinnen.

Lesprogramma
  •     Stil lezen
  •     Lesdoel
  •     Zelf aan de slag
  •     Voor de volgende les
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Lesprogramma
  •     Stil lezen
  •     Lesdoel
  •     Zelf aan de slag
  •     Voor de volgende les

Slide 1 - Slide

timer
10:00

Slide 2 - Slide

Lesdoel
Aan het eind van de les kan je in een samengestelde zin de werkwoorden benoemen.

Slide 3 - Slide

Weet je nog?
kww, hww en zww

Slide 4 - Slide

Voorbeeld

voorbeeld

1. Mijn vader heeft het hek geschilderd.


Wat is de actie?

zww --> 



Slide 5 - Slide

Voorbeeld

voorbeeld

1. Mijn vader heeft het hek geschilderd.


Wat is de actie?

zww --> geschilderd


Andere werkwoorden in de zin?



Slide 6 - Slide

Voorbeeld

voorbeeld

1. Mijn vader heeft het hek geschilderd.


Wat is de actie?

zww --> geschilderd


Andere werkwoorden in de zin?  --> hww = heeft



Slide 7 - Slide

Voorbeeld
1. Zij is voorzitter.

Zij = onderwerp
Is = koppelwerkwoord 

Want het koppelt voorzitter aan zij
 Vorm van werkwoord zijn.

Slide 8 - Slide

Een zww zit nooit samen in een zin met een kww.

Slide 9 - Slide

Dus
In een zin zit altijd een zww of een kww.

Alle andere werkwoorden in de zin zijn dan --> hww

Slide 10 - Slide

Wat zijn de negen koppelwerkwoorden?

Slide 11 - Mind map

Ik ben naar huis gelopen.
GELOPEN =
A
koppelwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
hulpwerkwoord

Slide 12 - Quiz

Ik heb gegeten.
HEB=
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 13 - Quiz

Dat boek van jou lijkt me erg goed.
LIJKT =

A
hulpwerkwoord
B
koppelwerkwoord
C
zelfstandig werkwoord

Slide 14 - Quiz

Hij is altijd al een opschepper geweest.
A
is = kww geweest = kww
B
is = kww geweest = hww
C
is = hww geweest = kww
D
is = hww geweest = hww

Slide 15 - Quiz

Enkelvoudige en samengestelde zinnen

Een enkelvoudige zin heeft één persoonsvorm.


Een samengestelde zin heeft twee of meer persoonsvormen (twee of meer zinnen zijn aan elkaar geplakt = samenstellen).

Slide 16 - Slide

Enkelvoudig of samengesteld?
Een plant verdort snel als je hem geen water geeft.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 17 - Quiz

Enkelvoudig of samengesteld?
Als je de antwoorden goed hebt, vind ik je een bolleboos.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 18 - Quiz

Werkwoorden in samengestelde zinnen

Het benoemen van de werkwoorden in een samengestelde zin, is niet anders dan het benoemen van werkwoorden in een enkelvoudige zin.


Je hebt de keuze uit het zelfstandig werkwoord, het koppelwerkwoord en het hulpwerkwoord.

Slide 19 - Slide

Werkwoorden in samengestelde zinnen
  1. Splits de samengestelde zin in enkelvoudige zinnen.
  2. Zoek de pv in de enkelvoudige zinnen
  3. Doet het onderwerp iets? --> zww
  4. Is het onderwerp iets --> kww

Slide 20 - Slide

Wat zijn de twee enkelvoudige zinnen?

Sommige jongeren kunnen goed schaken,
omdat ze strategisch denken.

Slide 21 - Open question

Wat is de pv?
Sommige jongeren kunnen goed schaken.

Slide 22 - Open question

Zin 1: Sommige jongeren kunnen goed schaken.
A
kunnen = hww schaken = zww
B
kunnen = hww schaken = kww

Slide 23 - Quiz

Wat is de pv?
Ze denken strategisch

Slide 24 - Open question

Zin 2: Ze denken strategisch.
A
denken = zww
B
denken = kww

Slide 25 - Quiz

Zelf aan de slag
Wat
2H - H6 werkwoorden in samengestelde zinnen. Maak alle opdrachten in jouw leerroute via de onlinemethode of maak opdr. 1, 3 en 5.
2A - H5 werkwoorden in samengestelde zinnen. Maak alle opdrachten in jouw leerroute via de onlinemethode of maak opdr. 1, 2, 3 en 5.

Klaar?
Kies een van de oefenwebsites en maak extra oefenopdrachten of ga verder met een ander vak.

Slide 26 - Slide

Hoe goed kan jij de werkwoorden uit samengestelde zinnen halen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll