A1D - 5 april 2022

Welkom!
A1D
5 april 2022
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!
A1D
5 april 2022

Slide 1 - Slide

Vandaag


  • Check-in
  • Instructie Lezen (H4)
  • Aan de slag!
Planning

Slide 2 - Slide

Vandaag

  • Ik kan tekstverbanden en signaalwoorden in een tekst herkennen.
  • Ik kan tekstverbanden en signaalwoorden in een tekst benoemen.


    Doelen voor vandaag

    Slide 3 - Slide

    Check-in
    .       Herken jij het signaalwoord?

    • Vroeger ging ik altijd naar de bioscoop, nu kijk ik liever Netflix. 
    • Ik vind duiken heel leuk, maar surfen is echt niet mijn ding.
    • Frisdranken, zoals cola en sinas, bevatten vaak veel suiker.
    • Sorry dat ik te laat ben. Om te beginnen was ik
         mijn fietssleutel kwijt. Bovendien stond de brug open. 

      Slide 4 - Slide

      Check-in
      .       Herken jij het signaalwoord?

      • Vroeger ging ik altijd naar de bioscoop, nu kijk ik liever Netflix. 
      • Ik vind duiken heel leuk, maar surfen is echt niet mijn ding.
      • Frisdranken, zoals cola en sinas, bevatten vaak veel suiker.
      • Sorry dat ik te laat ben. Om te beginnen was ik
           mijn fietssleutel kwijt. Bovendien stond de brug open. 

        Slide 5 - Slide

        Tekstverbanden en signaalwoorden
        • Ik ga naar het zwembad, voordat ik naar school moet.
        • Ik ga naar het zwembad, hoewel ik naar school moet. 

        • Verschillende betekenissen

        • Goede tekst: woorden, zinnen en alinea's hangen samen.
        • Tekstverbanden kun je herkennen aan signaalwoorden.

        Slide 6 - Slide

        Tekstverbanden en signaalwoorden
        Chronologisch verband
        Beschrijft de   
        gebeurtenissen in de juiste volgorde
        vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, terwijl, dadelijk, intussen, binnenkort 
        – ook jaartallen en data
        Opsommend verband
        Dingen worden achter elkaar opgenoemd
        ten eerste, ten tweede, om te beginnen, bovendien, ook (nog), verder, ten slotte, en, niet alleen … (maar) ook 
        – ook liggende streepjes (–), getallen (1, 2, 3) of ‘dots’ (•)

        Slide 7 - Slide

        Tekstverbanden en signaalwoorden
        Tegenstellend verband
        Tegengestelde zaken worden genoemd
        maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel, ofschoon, ondanks dat, aan de ene kant … aan de andere kant
        Toelichtend verband
        Extra informatie bij een onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld.
        bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan, neem nou

        Slide 8 - Slide

        Gister scheen de zon, maar vandaag regent het.
        A
        Chronologisch verband
        B
        Tegenstellend verband
        C
        Opsommend verband
        D
        Toelichtend verband

        Slide 9 - Quiz

        Ik houd van verschillende sporten, bijvoorbeeld tennis en voetbal.
        A
        Chronologisch verband
        B
        Tegenstellend verband
        C
        Opsommend verband
        D
        Toelichtend verband

        Slide 10 - Quiz

        Voordat ik naar mijn oma ging, fietste ik even langs de bakker.
        A
        Chronologisch verband
        B
        Tegenstellend verband
        C
        Opsommend verband
        D
        Toelichtend verband

        Slide 11 - Quiz

        Aan de slag!
        Je maakt de startopdracht van H4 Lezen (p.102).
        Je werkt in groepjes van vier leerlingen. Je mag overleggen. 
        Overleg met je groepsgenoten. Als je er met zijn vieren écht niet uitkomt, dan vraag je de docent.
        20 minuten.
        Je kunt tekstverbanden en signaalwoorden herkennen en juist benoemen.
        Ga gezamenlijk aan de slag met het huiswerk voor morgen: H4 Lezen - Opdracht 1 en 2.
        timer
        20:00

        Slide 12 - Slide

        Check-out

        • Chronologisch verband = vroeger, later, nu, ...
        • Opsommend verband = ook, verder, en, ...
        • Tegenstellend verband = maar, daarentegen, hoewel, ...
        • Toelichtend verband = bijvoorbeeld, zoals, zo, ...
        Tekstverbanden en signaalwoorden

        Slide 13 - Slide

        Check-out

               Ik kan tekstverbanden en signaalwoorden in een tekst
        herkennen.
               Ik kan tekstverbanden en signaalwoorden in een tekst benoemen.

                
          Doelen voor vandaag

          Slide 14 - Slide

          Check-out

          •  H4 Lezen (p.103-105), opdracht 1 + 2



          • In groepjes aan de slag met H4 lezen!

          Huiswerk voor morgen
          Morgen

          Slide 15 - Slide