Ga verder met opdracht 1 (= huiswerk) Let op: Je vult alleen de werkwoorden in!
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Lezen
timer
10:00
Slide 14 - Slide
H 5.8: Spelling
DOEL:
Je leert 20 nieuwe dicteewoorden.
Je leert de leestekens trema en apostrof.
Je weet wanneer je de leestekens moet gebruiken.
Slide 15 - Slide
H 5.8: Spelling
Huiswerk: Leer de 20 dicteewoorden schrijven. Wij oefenen aan het begin van iedere les 5 woorden.
Slide 16 - Slide
H 5.8: Spelling
Huiswerk: Leer de 20 dicteewoorden schrijven. Wij oefenen aan het begin van iedere les 5 woorden.
A4'tje
discussiëren
hiëroglief
oriëntatie
sms'en
Slide 17 - Slide
Huiswerk
opdracht 1: alleen de werkwoorden invullen
Slide 18 - Slide
H 5.8: Spelling
Leestekens:
Trema: = de twee stipjes boven een letterkopieën
Apostrof: = de hoge komma in een woord foto's
Uitleg: blz. 123 + 124
Slide 19 - Slide
H 5.8: Spelling
Trema: = de twee stipjes boven een letter.
Wanneer gebruik je een trema?
om te voorkomen dat je een woord verkeerd uitspreekt: ruïne, havoër
bij zelfstandige naamwoorden met een meervoud op -ee: idee - ideeën
bij woorden met een meervoud op -ie: kopieën, categorieën, bacteriën
bij voltooide deelwoorden waar na ge- een -e, -i of -u volgt: geëmigreerd, geïnteresseerd, geüniformeerd
Slide 20 - Slide
H 5.8: Spelling
Apostrof: = de hoge komma in een woord.
Wanneer gebruik je een apostrof?
als een of meer letters zijn weggelaten: 's morgens, 't buurthuis
bij het meervoud van woorden op -a, -i, -o, -u of -y eindigt: pizza's, ski's, baby's
Als je wilt aangeven dat iets van iemand is en je zou het woord anders verkeerd uitspreken: Anja's tablet, Ivo's jas MAAR: bij een s-klank schrijf je alléén een apostrof: Felix' vrienden, Tess' voetbalteam
bij verkleinwoorden op -y: baby'tje, pony'tje
Na cijfer- en letterwoorden: A4'tje, cd's
Slide 21 - Slide
H 5.8: Spelling
Oefenen!
blz. 125, opdr. 8
Slide 22 - Slide
H 5.8: Spelling
Oefenen: opdracht 9
Ben je klaar?
Ga verder met opdracht 1 en 5 (= huiswerk)
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Lezen
timer
10:00
Slide 25 - Slide
H 5.8: Spelling
DOEL:
Je oefent met de 20 nieuwe dicteewoorden.
Je oefent met de Nederlandse spelling van Engelse werkwoorden.
Je oefent met de leestekens (trema, apostrof).
Slide 26 - Slide
Huiswerk
opdracht 9
Slide 27 - Slide
Huiswerk
Slide 28 - Slide
Huiswerk
opdracht 1:
b) 's middags
c) beïnvloed, theorieën
d) Roos', Yuri's
f) pc'tje, accu's
i) lp's, bh's, poëzie, pagina's
j) party's
k) 's ochtends, ski's, tv'tje
l) Bas'
m) financiën
Slide 29 - Slide
H 5.8: Spelling
Huiswerk: Leer de 20 dicteewoorden schrijven. Wij oefenen aan het begin van iedere les 5 woorden.
Slide 30 - Slide
H 5.8: Spelling
Huiswerk: Leer de 20 dicteewoorden schrijven. Wij oefenen aan het begin van iedere les 5 woorden.
egoïstisch
geïnteresseerd
's ochtends
smeuïg
vwo'er
Slide 31 - Slide
H 5.8: Spelling
Oefenen voor de toets: opdracht 10
Slide 32 - Slide
H 5.8: Spelling
Oefenen voor de toets: opdracht 10
Ben je klaar?
Ga verder met opdracht 5.
Slide 33 - Slide
Slide 34 - Slide
Lezen
timer
10:00
Slide 35 - Slide
H 5.5, 5.7, 5.8
DOEL:
Je hebt geoefend met de dicteewoorden.
Je hebt voor de toets geoefend.
Je weet wat je al goed / nog niet goed kan.
Slide 36 - Slide
Huiswerk
opdracht 5:
upgradede
matcht
gerelaxt
entertaint
vlogde
Slide 37 - Slide
Dictee
Huiswerk: Leer de 20 dicteewoorden schrijven. Wij oefenen aan het begin van iedere les 5 woorden.
Slide 38 - Slide
Dictee
Huiswerk: Leer de 20 dicteewoorden schrijven. Wij oefenen aan het begin van iedere les 5 woorden.
chemicaliën
efficiënt
mozaïek
pinguïn
vacuüm
Slide 39 - Slide
Oefenen voor de toets
Oefenen voor de toets:
1) Maak de oefentoets! Je maakt de oefeningen eerst zonder boek. Als je alle oefeningen hebt ingevuld, kun je het boek gebruiken.
2) Ben je klaar? Ga verder met opdr. 10 (blz. 125).
Slide 40 - Slide
Lezen
timer
10:00
Slide 41 - Slide
Lezen
timer
10:00
Slide 42 - Slide
Lezen
Let op: Je krijgt straks een opdracht over de tekst die je nu leest...