This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Oefen examenvragen
Slide 1 - Slide
Wat is een reden voor een leidinggevende om taken te delegeren?
A
wil laten zien wie de baas is.
B
heeft geen tijd om een taak uit te voeren.
C
is niet meer verantwoordelijk voor het gedelegeerde werk.
Slide 2 - Quiz
Gedurende hoeveel tijd moet de werkgever het loon van een zieke werknemer doorbetalen?
A
Gedurende de eerste 2 jaar van de ziekte.
B
Gedurende de eerste jaar van de ziekte.
C
Gedurende de eerste 3 jaar van de ziekte.
Slide 3 - Quiz
Schrijf twee taken op van de Nederlandse Arbeidsinspectie (voorheen Inspectie SZW)
A
controle op naleving van de Arbeidstijdenwet
B
onderzoek na een ernstig arbeidsongeval.
C
controle op naleving van de Arbowet
D
Zowel A, B als C
Slide 4 - Quiz
Hoeveel tijdelijke contracten mag een werkgever je geven voordat je een vast contract moet krijgen?
A
2 tijdelijke contracten
B
3 tijdelijke contracten
C
1 tijdelijke contracten
D
4 tijdelijke contracten
Slide 5 - Quiz
Na maximaal hoeveel jaar met tijdelijke contracten is je werkgever verplicht om je een vast contract geven?
A
na 3 jaar
B
na 1 jaar
C
na 2 jaar
D
na 4 jaar
Slide 6 - Quiz
Wat staat beschreven in de huisregels van een bedrijf?
A
het aantal vakantiedagen
B
de wijze waarop met klanten moet worden omgegaan
C
de betaling van het salaris
Slide 7 - Quiz
Hoeveel uren mag een medewerker tijdens een piekmoment maximaal per dienst werken?
A
12
B
8
C
10
D
14
Slide 8 - Quiz
Wat is een wettelijk vereiste voor een startend transportondernemer?
A
een rijbewijs met code 95
B
een getuigschrift vakbekwaamheid
C
een ADR-certificaat
Slide 9 - Quiz
Hoe heet de schematische weergave van een organisatiestructuur?
A
organogram
B
organigram
C
Zowel A als B
Slide 10 - Quiz
Van welke organisatiestructuur is sprake wanneer er een projectorganisatie is?
A
Lijn structuur
B
Lijn staf structuur
C
Matrix structuur
Slide 11 - Quiz
Wanneer een werknemer ziek wordt, heeft de Wet verbetering Poortwachter verplichtingen voor zowel de werkgever als de werknemer.
Schrijf één verplichting op van de werkgever.
A
binnen 8 weken een plan van aanpak maken
B
inschakelen van een bedrijfsarts en/of arbodienst
C
passende arbeid aanbieden
D
Zowel A, B als C
Slide 12 - Quiz
Een chauffeur mag niet een onbeperkt aantal uren werken.
Hoeveel uren mag een chauffeur maximaal werken per week?
A
60
B
50
C
40
D
70
Slide 13 - Quiz
Hoeveel uren mag een chauffeur maximaal rijden per week?
A
58
B
56
C
60
D
62
Slide 14 - Quiz
Een chauffeur valt onder de CAO Beroepsgoederenvervoer over de weg. De chauffeur heeft een fulltime dienstverband, is 54 jaar en heeft 23 dienstjaren.
Op hoeveel vakantiedagen per jaar heeft de chauffeur recht?
A
26
B
27
C
28
D
29
Slide 15 - Quiz
Wat is het doel van de Arbeidsomstandighedenwet?
A
Er voor zorgen dat iedereen zich aan de wet houdt
B
Er voor zorgen dat werkgevers goed voor hun personeel zorgen.
C
Voorkomen van ongevallen of ziekten veroorzaakt door arbeid.
Slide 16 - Quiz
Onder welke vorm van ongewenst gedrag valt intimidatie?
A
agressie
B
discriminatie
C
pesten
Slide 17 - Quiz
Wat zijn activiteiten van een arbodienst?
A
verzuimbegeleiding
B
probleemanalyse maken
C
uitvoeren periodiek medisch onderzoek
D
Zowel A, B als C
Slide 18 - Quiz
Code 95 is 5 jaar geldig.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 19 - Quiz
Een chauffeur moet elk jaar 7 uur nascholing volgen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 20 - Quiz
Voor het besturen van een brandweerwagen is geen code 95 nodig
A
Waar
B
Niet waar
Slide 21 - Quiz
Welke persoonlijke documenten heeft een beroepsgoederenchauffeur nodig voor het uitvoeren van dit beroep?
A
bestuurderskaart, rijbewijs met code 95 en ID-bewijs
B
rijbewijs, kentekenbewijs en ID-bewijs
C
gezondheidsverklaring, groene kaart en rijbewijs
Slide 22 - Quiz
Een chauffeur verdient een bruto loon van 3200 per maand. Wat is zijn uurloon?
Slide 23 - Open question
Heeft de chauffeur een rijbewijs met Code 95 nodig om een vrachtwagen te besturen als
A
Hij een vrachtwagen test na reparatie
B
een kermisexploitant is die zijn kermisvoertuig bestuurt
C
minder dan 12 uur bij een transportbedrijf werkt.
Slide 24 - Quiz
Een chauffeur moet met de eerste 7 uur nascholing beginnen 2 jaar na het behalen van de basiskwalificatie
A
Juist
B
Onjuist
Slide 25 - Quiz
Onderdanen van een EU lidstaat mogen nascholing doen in het land waar ze wonen of werken
A
Juist
B
Onjuist
Slide 26 - Quiz
Nascholing is niet meer nodig als de chauffeur minder dan 5 jaar voor zijn pensionering zit.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 27 - Quiz
Welke persoonlijke documenten heeft een beroepsgoederenchauffeur nodig om zijn beroep uit te oefenen?
A
gezondheidsverklaring, groene kaart en rijbewijs
B
rijbewijs, kentekenbewijs en idbewijs
C
bestuurderskaart, rijbewijs met code 95 en ID
Slide 28 - Quiz
Een chauffeur werkt voor een uitzendbureau en werkt voor een meubelfabriek op de vrachtwagen (laadvermogen is 8 ton). Welke documenten moet hij bij zich hebben?
A
bestuurderskaart en verklaring van terbeschikkingsstelling
B
bestuurderskaart en geneeskundige verklaring
C
een geldig rijbewijs en verklaring van dienstbetrekking