Werkwoorden

• Spelling
• Basisschool
• Groep 7,8

Werkwoorden

De pruik ....... (staan t.t.) scheef op je hoofd.

....... (Worden t.t.) je neef door deze actie beroemd?

Angela ...... (leiden v.t) de vergadering.

Ik lig op bed na te denken en .... (staren t.t.) naar het plafond.

De voet van Hennie .... (zwellen v.t.) helemaal op.

Kenny .... (roeren v.t.) af en toe door de soep.

Juf Elise is met haar auto tegen een boom ..... (botsen v.t.).

De kolonels..... (bevelen v.t.) de soldaten zich terug te trekken.

Cas en Lise ....... (haten v.t.) de ruzies van de klas.

Door de verkoudheid ..... (hoesten t.t.) ik nog een beetje.

Noah .... (bewonderen t.t.) deze voetballer al zo lang hij hem kent.

Mijn moeder ....... (vermoeden t.t.) dat de meisjes niet de waarheid vertellen.

Lilo ...... (wijken v.t.) geen moment van juf Angela haar zijde.

Tess en Louan ...... (spelen v.t.) elke dag met elkaar.

Jesse heeft mij eraan ..... (herinneren v.t.) om geld mee te nemen.