Blok 3 week 6 paneren a l'anglaise

• Horeca
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 3

Paneren a l'anglaise

Paneren a l'anglaise

Welkom!

Afspraken

• Je telefoon is stil & in je tas
• Je praat Nederlands
• Veiligheid is alles in de keuken!
• Respect voor elkaar

Wat heb je vorige week gemaakt?

lesdoelen

• Je kan een product paneren
• Je kan een gepaneerd product bakken zonder dat de korst los laat

theorie vissen

Vissen

theorie

• Vissen zijn gewervelde dieren en leven in het water. 
• Vissen hebben rugwervels, een kop, een romp en ledematen zoals de vinnen en een staart. 
• De huid van vissen is bedekt met schubben of een slijmlaag.
• Vissen halen adem met de kieuwen

opdracht 1

Benoem de onderdelen:

staart – staartvin – oog – schubben – borstvin – rugvin – bek – kieuwen

A

G

E

B

D

F

C

Staart

Staartvin

Oog

Schubben

Borstvin

Rugvin

Bek

Kieuwen

Zoet water

• Komt van neerslag (regen, uit de bergen)
• stroomt naar de zee

Voorbeelden:

Beek, rivier, meer, plassen

Zout water

• Veel zout in het water
• Dode zee zeer veel zout --> je blijft drijven

Voorbeelden:

Zee, oceaan, zoutmeer

Zoet water

Zout water

Technieken

1. Paneren a l'anglaise
2. Sauteren van een gepaneerd product

Paneren a l'anglaise

paneren = iets verpakken in een droog omhulsel

voorkomt dat het uitdroogt

Bedenk nog 3 producten die je kan paneren

Gepaneerd sauteren

bakken in olie of boter

goudbruin = 

max half hoog vuur

vaktaal

Hakken = fijn snijden van de kruiden

Snipperen = ui in kleine stukjes snijden

Paneren = iets in een droog laagje verpakken

Panko = fijn gemaakt gedroogd brood

Sauteren = kort bakken op hoge temperatuur

voorbereiding

1. Keuken hygienisch schoon maken

2. Materialen verzamelen

2. Ingreidenten verzamelen

Voorbereiding koken

1. Handen wassen 20 sec.

2. Koksbuis aantrekken

3. Haarnetje op

4. Emmer met sop 

5. Werkbank schoonmaken

emmer sop

1. pak het blauwe schoonmaakmiddel.

2. doe 1/2 dopje in je emmer. 

3. vul tot het 2e streepje. 

Materialen

3 kleine bordjes

1 groot bord

1 soepkom

1 vork

koekenpan

Materialen

bakspaan

keukenpapier

koksmes

Groene snijplank

eetlepel

Ingredienten per tweetal

2 stuk vis

1/2 ei

2 eetlepels bloem

2 eetlepels panko

Ingredienten per tweetal

2 broodjes

1/2 augurk

1/2 sjalot

1 takje peterselie

2 eetlepels mayo

uitvoeren

Je gaat nu vis paneren en sauteren. 

Volg de stappen voor een goed resultaat

Stap 1

• Snipper de sjalot

• Snijd de augurk brunoise

Stap 2

• Hak de peterselie fijn

Doe alles in de soepkom samen met de mayonaise

Roer door elkaar

Stap 3

Kluts met de vork het ei los in de soepkom

Stap 3

bord 1: bloem

bord 2: geklutst ei

bord 3: panko (broodkruimels)

stap 4

snij je broodje open. 

leg deze op een schoon groot bord

uitvoeren deel 2

je mise en place is nu klaar. 

je gaat nu de vissticks maken 

Stap 4

Dep de vis droog met een keukenpapiertje

Stap 5

Leg de vis op het bord met de bloem

Zorg dat overal bloem zit!

Stap 6

Leg de vis op het bord met het ei

Bedek de vis helemaal met ei

Stap 7

Leg de vis op het bord met panko

Bedek de hele vis met panko

Stap 8

Schenk een scheutje olie in de pan

Zet het vuur aan

Stap 9

Bak de vis aan beide kanten goudbruin

Half hoog vuur

stap 10

vis klaar/gaar?

Laat de gepaneerde vis uitlekken op keukenpapier

Stap 9

Serveer de gesauteerde vis op het broodje met de saus

Eet smakelijk!

afronden

Na het koken ga je je spullen schoonmaken en opruimen. 

je zorgt dat ze ruimte weer netjes wordt.

stap 1 Afwassen

1. Voorspoelen
2. Wasbak met warm water + zeep
3. Afwassen
4. Afdrogen
5. Opruimen van materialen
6. Wasbak schoonmaken

stap 2 Werkbank

1. Werkbank schoon
2. Pannenkast schoon
3. Lades schoon

stap 3 Fornuis

1. Verwijder de pannendragers
2. Maak het fornuis schoon

stap 4 Vloer

1. Veeg de vloer bij je werkbank
2. Alle etensresten moeten in de prullenbak

Schoonmaak taken 

Nabespreken

kijk terug op de les. Hoe is het gegaan, wat ging super? 

zijn er ook dingen die je anders zou doen?

antwoord dit op de volgende slides

Wat is paneren?

In welke volgorde paneer je?
Kies uit: ei - bloem - paneermeel

Welke materialen had je nodig?

Hoe smaakte het gerecht?

1. lekker
2. niet lekker
3. een beetje lekker
4. ik heb het niet geproefd