A1A Van alles wat 23 januari

Nederlands 
A1A - donderdag 23 januari
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Nederlands 
A1A - donderdag 23 januari

Slide 1 - Slide

10 minuten lezen

Slide 2 - Slide

Terug naar de les van gisteren...
> 6 'winnaars' 
> maandag 'klassenfinale'
> 3-5 minuten 
> kijk nog een keer naar de tips uit het filmpje. (CR) 

Slide 3 - Slide

Vandaag
> Korte herhaling werkwoordspelling verleden tijd...
> Een appje tikken vergt grammaticaal inzicht
Doelen:
> Aan het einde van deze les heb je je kennis over de persoonsvorm in de verledentijd weer opgefrist. 
> Aan het einde van de les heb je een tekst gelezen en heb je d.m.v. het beantwoorden van 2 vragen laten zien of je de tekst hebt. begrepen. 

Slide 4 - Slide


Welke regel gebruik je bij de persoonsvorm verleden tijd - zwakke werkwoorden?

Slide 5 - Open question


Welke regel gebruik je bij de persoonsvorm verleden tijd - sterke werkwoorden?

Slide 6 - Open question

Persoonsvorm verleden tijd

Ik ... (rijden) vorig jaar naar het zuiden van Frankrijk.

Slide 7 - Open question

Persoonsvorm verleden tijd.

In het weekend ...... (slapen) ik tot 11 uur.

Slide 8 - Open question

Persoonsvorm verleden tijd

De chauffeur (laden) de kisten in de vrachtauto.

Slide 9 - Open question

Persoonsvorm verleden tijd
Ik … (verbazen) me over de wilskracht van het verlegen meisje.

Slide 10 - Open question

Persoonsvorm verleden tijd

De vliegtuigen ... (landen) net op tijd.

Slide 11 - Open question

Persoonsvorm verleden tijd

Er ... (zitten) net vogelpoep op mijn autoruit.

Slide 12 - Open question

Leesvaardigheid 
We lezen samen 
deze tekst 

Slide 13 - Slide




HERHAAL DE VRAAG IN JE ANTWOORD!!

Slide 14 - Open question

'Whatsappen is goed voor je taalkennis.'
Is deze uitspraak waar of niet waar?
Onderbouw je antwoord met twee argumenten.
Begin je antwoord met: Deze uitspraak is (niet) waar, omdat.....

Slide 15 - Open question

maandag 27/1
1. iedereen neemt een leesboek mee
2. voorlezers bereiden hun fragment goed voor

LET OP!! 
woensdag 29/1: BOEK A meenemen 

Slide 16 - Slide