This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Leesvaardigheid
Tekstverbanden
Slide 1 - Slide
Lesprogramma
Kort herhalen met behulp van paar opdrachtjes.
Lesdoelen
Tekst lezen en opdrachten maken
Nabespreken
Slide 2 - Slide
Welk tekstverband herken je in het volgende stukje tekst?
Het Eurovisie Songfestival gaat in mei zonder al te veel aanpassingen door, hoopt organisator Sietse Bakker. Maar hoe het liedjesfestijn er precies uit gaat zien, is nog onduidelijk. Half februari wordt de knoop daarover doorgehakt, zegt Bakker.
A
concluderend verband
B
redengevend verband
C
toelichtend verband
D
tegenstelling verband
Slide 3 - Quiz
Welk tekstverband herken je in het volgende stukje tekst?
Bakker zegt dat er bewust is gekozen voor scenario's en niet voor gedetailleerde draaiboeken. "Op die manier zijn we wendbaarder, en kunnen we maximaal profiteren als het met de coronamaatregelen de goede kant opgaat."
A
chronologisch verband
B
opsommend verband
C
tegenstellend verband
D
toelichtend verband
Slide 4 - Quiz
Oorzakelijk verband
Redengevend verband
Geeft aan waarom iemand iets doet of vindt
Geeft aan waardoor iets gebeurt en waar je geen invloed op hebt
daarom
doordat
want
dus
Slide 5 - Drag question
In het weekend heb ik een baantje, maar door de week heb ik daar geen tijd voor.
A
Chronologisch verband
B
Concluderend verband
C
Oorzakelijk verband
D
Tegenstellend verband
Slide 6 - Quiz
Lezen H1 - H3
Leerdoelen van deze les:
Ik kan doel-middel en vergelijkend tekstverband herkennen aan de hand van signaalwoorden.
Slide 7 - Slide
Doel-middelverband
Dit verband geeft aan hoe je een doel kunt behalen, dus welk middel er wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken.
Slide 8 - Slide
Doel-middelverband
Signaalwoorden:
Opdat, zodat, om..te, door middel van, met behulp van
Slide 9 - Slide
Doel-middelverband
Voorbeeld:
Om nog op tijd op school te komen (doel), ga ik toch maar fietsen in plaats van lopen (middel).
Mijn buurvrouw gaat vanavond collecteren (middel) om zoveel mogelijk geld op te halen voor de Nierstichting (doel).
Slide 10 - Slide
Vergelijkend verband
Met een vergelijkend verband maakt de auteur iets duidelijk door een verschil of een overeenkomst te noemen.
Slide 11 - Slide
Vergelijkend verband
Signaalwoorden:
in vergelijking met, net als, als, evenals, zoals, meer/groter/beter dan, vergeleken met
Slide 12 - Slide
Vergelijkend verband
Voorbeeld:
Sam heeft, net als zijn neef, gekozen voor het kindermenu.
Op mijn school zijn de regels helemaal niet streng in vergelijking met de regels bij mijn zus.
Slide 13 - Slide
Doel-middelverband
A
We hebben eerst een taart gebakken en daarna buiten gespeeld.
B
Om er voor te zorgen dat iedereen er bij kan zijn, houden we het feest op zaterdag.
C
Gisteren was ik heel erg moe, daarom heb ik tot 12:00 uur uitgeslapen.
D
Deze kerstvakantie ben ik naar Duitsland geweest. We hebben veel gegeten en gewandeld. Kortom, het was de beste kerstvakantie ooit!
Slide 14 - Quiz
Vergelijkend verband
A
Ik wil net als mijn vader later piloot worden!
B
Morgen ben ik jarig en ga ik zwemmen . Daarna gaan we patat eten.
C
Ik heb geen zin in het weekend, want ik moet huiswerk maken.