TopTaal A0A1 25 november

• NT2
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 6

Wat gaan we vandaag doen?

- data toetsen 

- het bijvoeglijk naamwoord herhalen

- verkleinwoorden herhalen

- Starten met thema 9

- oefenen met de nieuwe woorden

- luisteroefening "de wegenwacht"

Het bijvoeglijk naamwoord

De ...................... auto (groot)

De ........... boeken (duur)

Een ................. baby'tje (lief)

Een ................... badkamer. (vies)

.................. bloemen. (geel)

Een ..................... verhaal. (spannend)

Het ..................... hondje. (braaf)

Een ........................ mens. (gelukkig)

....................... voetballers. (vermoeid)

De ..................... beslissing. (logisch)

Een .................... tafeltje. (klein)

Verkleinwoorden

de kat

1. het kattetje
2. het katje
3. het kaatje
4. het katpje

de ring

1. het ringtje
2. het ringpje
3. het ringetje
4. het ringje

de opa

1. het opaatje
2. het opa'tje
3. het opatje
4. het oppaatje

het kasteel

1. het kasteelpje
2. het kasteeltje
3. het kasteelje
4. het kasteeletje

de slang

1. het slangje
2. het slangtje
3. het slangpje
4. het slangetje

de lepel

1. het lepeltje
2. het lepelje
3. het lepelpje
4. het lepelletje

het bureau

1. het bureautje
2. het bureauje
3. het bureaupje
4. het bureautetje

de auto

1. het autotje
2. het auto'tje
3. het autootje
4. het autoopje

Vragen bij "De wegenwacht"

Wat is het probleem van Wendy?

1. Haar auto moet naar de garage.
2. Haar auto start niet.
3. Haar man heeft de auto.
4. Haar auto rijdt niet.

Waar is Wendy?

1. Voor de garage.
2. In haar huis.
3. In een bezinestation.
4. Voor de deur van haar huis.

Heeft Wendy vaker problemen met haar auto?

1. Nee, nooit
2. Soms wel
3. Ze heeft vaak problemen
4. Ze gaat vaak naar de garage

Waar woont Wendy?

1. In Zoetermeer
2. In Alphen aan den Rijn
3. in Assen
4. In Zwolle

Hoe lang gaat het duren voordat de wegenwacht komt?

1. Tussen één en twee uur
2. Tussen een half en één uur
3. Tussen 17.00 en 18.00
4. Tussen de middag

Moet de wegenwacht veel klanten helpen vandaag?

1. Nee, niemand
2. Er zijn tussen de één en vijf klanten
3. Er zijn veel klanten