2HM herhaling ww. tt. t. en v.d. Kapitel 4

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

WELKOM

Heute

Het werkwoord in de tegenwoordige tijd

Lesdoel

Je weet hoe goed je de grammatica kunt toepassen

Wat gaan wij vandaag doen?

1. Regels grammatica - samen

2. oefenen

Het werkwoord in de tegenwoordige tijd

(ich, du, er/sie/es, wir, ihr, Sie, sie)

en

stam van het werkwoord + uitgangen

Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord

ik

jij

hij

zij e.v.

wij

jullie

het

u

zij

ich

ihr

er

es

wir

du

sie e.v

Sie

sie

stam van spielen is?

1. spielt
2. spielen
3. spiel
4. spiil

Waarvoor staat het ezelsbruggetje
(fe)eesttenten?

werkwoorden vervoegen

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

e

st

t

en

t

en

(heißen)
Ich heiße Suzanne und
mein Hund ...... Bello.

(reisen)
Joep ...... gerne mit der Bahn.

ich (gehen) ............ nach Hause.

Mein Bruder (spielen) …….. mit dem Ball

Kapitel 4 - Grammatik

Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden

Wat is eigenlijk een zwak werkwoord?

Wat is eigenlijk een voltooid deelwoord?

Basisregel voor het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden

Het voltooid deelwoord wordt gevormd door: 

GE + STAM + T

Bijvoorbeeld:

hören - Wir haben es gestern schon gehört. 

spielen - Mein Hund hat mit meiner Katze gespielt. 

Uitzondering 

Het voltooid deelwoord van werkwoorden op -ieren wordt gevormd door: 

STAM + T

Bijvoorbeeld:

fotografieren - Was hast du fotografiert?

Uitzondering 

Het voltooid deelwoord van werkwoorden met be- of ver- wordt gevormd door:

STAM + T

Bijvoorbeeld:

besuchen - Wir haben den Zoo besucht.

Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden  

Wat is eigenlijk een sterk werkwoord?

Basisregel voor het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden

Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden moet je simpelweg leren. 

Bijvoorbeeld:

beschrijven - beschreven / beschreiben - beschrieben

zwemmen - gezwommen / schwimmen - geschwommen

We gaan oefenen!

Vul het juiste voltooid deelwoord in. 

Voltooid deelwoord?
Wo habt ihr letztes Jahr____(wohnen)

Voltooid deelwoord?
Früher habe ich viel____(tanzen = dansen)

Voltooid deelwoord?
Die Mannschaft hat gestern viel______(trainieren)

Voltooid deelwoord?
Ihr habt das Nintendo Spiel ______(kaufen).