-Rijk met veel volken = veel gebruiken en goden
-Tolerantie: Volk moest de staatsgoden en de keizer vereren.
-Joodse volk in Jeruzalem kwamen in opstand
-Vluchten en verspreiden zich over het rijk
-Ontstaan nieuwe godsdienst: Christendom
-Dezelfde god als de joden, maar jezus de zoon van god.
-Na de dood eeuwig leven en de hemel
-Aantrekkelijk voor armen, slaven en vrouwen