Grieken en Romeinen blok 2

Grieken en Romeinen blok 2
1 / 19
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Grieken en Romeinen blok 2

Slide 1 - Slide

Vandaag 
1. Woordweb 
2. Uitleg over de Romeinen
3. Romanisering
4. Bij tijd over nog tijd voor huiswerk

Slide 2 - Slide

Hoe werd de stadstaat Athene (Grieken) bestuurd?
A
Een consul
B
Democratie
C
Een koning
D
Een president

Slide 3 - Quiz

Wat weet jij al over de Romeinen?

Slide 4 - Mind map

''Alle wegen leiden naar Rome'' 

Slide 5 - Slide

Bestuur Rome
- Twee consuls (leiders) 

- Hulp door de senaat (rijke burgers) 

Slide 6 - Slide

Is dit een eerlijke manier van regeren?
En waarom?

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Video

Caesar wordt benoemt tot dictator, wat is een dictator eigenlijk?

Slide 9 - Open question

   Grieks                           Romeins 

Slide 10 - Slide

Natuurlijke grens 

Slide 11 - Slide

Kunstmatige grens 

Slide 12 - Slide

Natuurlijke grens 
Kunstmatige grens

Een rivier 
een kust
Een hek 
Een bergketen (Aantal bergen naast elkaar)
Een muur

Slide 13 - Drag question

Romanisering
- Het Romeinse rijk groeit

- Volken nemen Romeinse cultuur 
over --> Romanisering


Slide 14 - Slide

Jodendom
- één god
- Wonen in Jeruzalem --> verspreide zich door Romeinse Rijk

- Sommige joden bekeren tot Christendom 

Slide 15 - Slide

Christendom in het Rijk
- Christendom beloofd een eeuwig paradijs na de dood --> Hemel

- Veel arme mensen bekeren zich


- 394 Christendom wordt staatsgodsdienst 

Slide 16 - Slide

Wat betekent Romanisering?
A
De groei van het Christendom
B
Het overnemen van Romeinse cultuur
C
Germaanse cultuur overnemen
D
vechten voor het Romeinse leger

Slide 17 - Quiz

Huiswerk
- Opdachten van Grieken & Romeinen blok 2 (Romeinen) 

- Huiswerk voor komende vrijdag --> 29 november


Slide 18 - Slide

Rome werdt bestuurd door een?
A
Senaat en twee consuls
B
een koning
C
een president
D
twee senaten en een consul

Slide 19 - Quiz