1. Houdt oogcontact en geeft kleine aanmoedigingen
2. Vult niet voor de cliënt in wat hij eigenlijk wil zeggen of voelt
3. Stelt gerichte vragen
4. Stelt geen suggestieve vragen en geen dubbele vragen
5. Laat stiltes vallen wanneer dat nodig is
6. Vertelt de cliënt wat hem opvalt aan emoties en vraagt na of dit klopt
7. Vraagt naar wat de cliënt voelt en vindt
8. Verwoordt gevoelens van de cliënt op vragende toon weer (spiegelen)
9. Geeft geen adviezen op oplossingen
10. Neemt niet de rol van cliënt over, door met eigen ervaringen te komen