This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Herzlich Wilkommen!
Vergeet het niet....
Telefoon in de telefoontas
Slide 1 - Slide
Her
Rückblick (terugblik)
Herhalen van hfd 1
Slide 2 - Slide
Aufbau der Stunde
- Oefentoets Lessonup Kapitel 1 (formatief)
- Oefentoets kapitel 1
- extra leertijd in de les met flapblad
Slide 3 - Slide
Lernziele = leerdoelen
Du kennst/kannst (Je kent/kunt)
woordjes van Kapitel 1 --> paragraaf 1, 2, 4 en 5 Duits - Ned
woordjes van Kapitel 1 --> paragraaf 3 en 6 Ned - Duits
Zinnen van Kapitel 1 --> alleen paragraaf 3 Duits - Nederlands
de grammatica van Kapitel 1
Slide 4 - Slide
Wat? Proeftoets Kap. 1
Hulp? Aantekeningenschrift
Waar?in Lessonup
Hoe?klassikaal
Proeftoetsje Kapitel 1
timer
15:00
Slide 5 - Slide
Wat betekent →'ich heiße'?
A
ik ben
B
ik heet
C
ik hijs
D
ik heb
Slide 6 - Quiz
Wat betekent → jij bent?
A
du seinst
B
er ist
C
du bist
D
er bist
Slide 7 - Quiz
wat betekent → sind Sie
A
zijn zij
B
bent u
C
is zij
D
ziet u
Slide 8 - Quiz
vertaal naar het Duits: wij zijn
Slide 9 - Open question
vertaal naar het Duits: het is
Slide 10 - Open question
vertaal naar het Duits: hij is
Slide 11 - Open question
vertaal naar het Duits: zij zijn
Slide 12 - Open question
Schrijf het volgende getal voluit in het Duits: "2"
Slide 13 - Open question
Schrijf het volgende getal voluit in het Duits: "5 "
Slide 14 - Open question
Schrijf het volgende getal voluit in het Duits: "9"
Slide 15 - Open question
Schrijf het volgende getal voluit in het Duits: "10"
Slide 16 - Open question
hoe schrijf je 1 in het Duits?
Slide 17 - Open question
hoe schrijf je 16 in het Duits?
Slide 18 - Open question
hoe schrijf je 11 in het Duits?
Slide 19 - Open question
hoe schrijf je 17 in het Duits?
Slide 20 - Open question
Welche Zahl hörst du?
A
14
B
16
C
13
D
12
Slide 21 - Quiz
Welche Zahl hörst du?
A
8
B
9
C
19
D
2
Slide 22 - Quiz
Welche Zahl hörst du?
A
11
B
16
C
20
D
21
Slide 23 - Quiz
Welche Zahl hörst du?
A
20
B
16
C
21
D
28
Slide 24 - Quiz
Wat betekent ''was''?
A
waar
B
wie
C
wanneer
D
wat
Slide 25 - Quiz
Wat betekent het Duitse woordje "wie"?
A
waar
B
wie
C
wanneer
D
hoe
Slide 26 - Quiz
Wat betekent wer?
A
wie
B
hoe
C
wat
D
waar
Slide 27 - Quiz
_______ heißt du?
A
was
B
wie
C
wo
D
wann
Slide 28 - Quiz
wat betekent: jullie zijn
A
ihr seid
B
ihr sind
C
ihr bist
D
ihr seinst
Slide 29 - Quiz
Leren voor hoofdstuktoets
woordjes van Kapitel 1 --> paragraaf 1, 2, 4 en 5 Duits - Ned
woordjes van Kapitel 1 --> paragraaf 3 en 6 Ned - Duits
Zinnen van Kapitel 1 --> alleen paragraaf 3 Duits - Nederlands
de grammatica van Kapitel 1
Je mag nu nog even zelfstandig leren voor de toets van straks.
Overleggen mag maar op de "fluisterstand"
Slide 30 - Slide
het werkwoord sein
ik ben - ich bin
jij bent - du bist
hij is - er ist
zij is - sie ist
het is - es ist
wij zijn - wir sind
jullie zijn - ihr seid
zij zijn - sie sind
u bent - Sie sind
Slide 31 - Slide
Toets
- Schuif de tafeltjes uit elkaar.
- Pak een blauwe of zwarte pen.
- Zet je naam op het blaadje.
- Klaar? Draai het blaadje om.
- Heb je een vraag, steek je vinger op!!
Ga na de toets iets voor jezelf doen. NIET PRATEN en GEEN TELEFOON!
timer
25:00
Slide 32 - Slide
Vorschau Toets Kapitel 1!
Er staat een oefentoets voor jullie in Exam.net
Deze toets ga je nu maken en na afloop zie je wat je allemaal goed of fout hebt gedaan. Je neemt je aantekeningenschrift en schrijft alles op wat fout is. Daarna zoek je in je Na Klar naar goede antwoorden en verbeter je zo je fouten.