Les 10 juni

Lesdoelen
- je geeft en krijgt feedback op de schrijfopdracht Droomvakantie
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare school

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Lesdoelen
- je geeft en krijgt feedback op de schrijfopdracht Droomvakantie

Slide 1 - Slide

Lesprogramma
- Welkom
- Werkwoordsvormen en - tijden quiz
- Droomvakantie: feedback geven en krijgen

Slide 2 - Slide

Wat is 'glimlachend' voor werkwoordsvorm?
A
onvoltooid deelwoord
B
voltooid deelwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
infinitief

Slide 3 - Quiz

Kijk naar de werkwoordsvormen. Is 'afspreken' een persoonsvorm of een andere werkwoordsvorm?

Wanneer zullen zij weer eens afspreken?

A
persoonsvorm
B
infinitief
C
voltooid deelwoord
D
voltooid deelwoord

Slide 4 - Quiz

Wat is een werkwoordsvorm?
A
voltooid deelwoord
B
lidwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 5 - Quiz

Kijk naar de werkwoordsvormen. Is 'bekendgemaakt' een persoonsvorm of een andere werkwoordsvorm?

Over een week wordt de uitslag van de toets bekendgemaakt.

A
persoonsvorm
B
infinitief
C
voltooid deelwoord

Slide 6 - Quiz

Werkwoordsvorm = ?
Dat je dat niet SNAPT!
A
persoonsvorm tegenwoordige tijd
B
persoonsvorm verleden tijd
C
voltooid deelwoord

Slide 7 - Quiz

7. Kijk naar de werkwoordsvormen. Is 'overtuigd' een persoonsvorm of een andere werkwoordsvorm?
Zij heeft hem overtuigd van haar sterke argumenten.

A
persoonsvorm
B
infinitief
C
voltooid deelwoord

Slide 8 - Quiz

Wat is GEEN werkwoordsvorm?
A
zelfstandig naamwoord
B
persoonsvorm
C
infinitief
D
onderwerp

Slide 9 - Quiz

Werkwoordsvorm?
Zij zouden dat niet hebben GEDAAN.
A
pvvt
B
volt.dw
C
pvtt
D
onvolt. dw

Slide 10 - Quiz

Wat is geen bestaande werkwoordsvorm?
A
ge-eet
B
at
C
eten
D
gegeten

Slide 11 - Quiz

Werkwoordstijden

Ik koos voor een date met Piet.
A
ott = onvoltooid tegenwoordige tijd
B
vtt = voltooid tegenwoordige tijd
C
ovt = onvoltooid verleden tijd
D
vvt = voltooid verleden tijd

Slide 12 - Quiz

werkwoordstijden
Wat is de werkwoordstijd van de onderstaande zin?

Hoeveel jaar heeft je vriendin in Leiden gewoond?
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 13 - Quiz

Benoem de werkwoordstijd.
Ik volg de les.
A
ott
B
vtt
C
ovt
D
vvt

Slide 14 - Quiz

werkwoordstijden
Wat is de werkwoordstijd van de onderstaande zin?

De aannemer moet morgen het huis opleveren.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 15 - Quiz

werkwoordstijden
Wat is de werkwoordstijd van de onderstaande zin?
Had je de afwas al gedaan?
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 16 - Quiz

Werkwoordstijden

Ik heb voor geschiedenisles gekozen.
A
ott = onvoltooid tegenwoordige tijd
B
vtt = voltooid tegenwoordige tijd
C
ovt = onvoltooid verleden tijd
D
vvt = voltooid verleden tijd

Slide 17 - Quiz

Werkwoordstijden:
Ik heb gitaar gespeeld.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 18 - Quiz

Iris loopt naar school.
Werkwoordstijd?
A
ott
B
vtt
C
ovt
D
vvt

Slide 19 - Quiz

werkwoordstijden
Wat is de werkwoordstijd van de onderstaande zin?
We gingen even een lekker ijsje eten in de binnenstad.

A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 20 - Quiz

werkwoordstijden
Wat is de werkwoordstijd van de onderstaande zin?
In de vakantie is hij van zijn fiets gevallen.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 21 - Quiz

Feedback geven
Lees de Droomvakantie door. Neem een opvallende kleur pen/potlood
  •  Kijk goed of alle hoofdletters en leestekens goed en compleet zijn.
  • Zitten alle onderdelen in het verhaal en zijn deze goed? 2x meewerkend voorwerp, 1x vergrotende trap, 1x overtreffende trap, 2x verwijswoord hen en 1x verwijswoord hun, 1 verwijswoord wat en 2x stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
  • Valt er iets anders op aan het verhaal?

Slide 22 - Slide