Paragraaf 4 en 5 Bijvoeglijk naamwoord en meervouden

Grammatica 
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Grammatica 

Slide 1 - Slide

Planning
- Lezen
- Huiswerk nakijken
- Blooket
- Bijvoeglijk naamwoorden en meervouden
- Opdrachten maken 
- Huiswerk 

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Ik kan
-(Stoffelijke) bijvoeglijke naamwoorden correct spellen

- Ik kan meervouden op -en en -s correct spellen

Slide 3 - Slide

Bijvoeglijk 
naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Je weet door een bijvoeglijk naamwoord meer over het zelfstandig naamwoord.


Slide 4 - Slide

Slide 5 - Link

Bijvoeglijk naamwoord spellen
Regel
Voorbeeld 
Meestal eindigt het bijvoeglijk naamwoord op -e 
De blauwe vogel
Het kleurrijke meisje
De bekende zanger
Als het bijvoeglijk naamwoord bij een het-woord hoort, verdwijnt de -e als je er een voor zet
Het bezorgde pakje - een bezorgd pakje
Het heerlijke ijsje - een heerlijk ijsje
Het grote kasteel - een groot kasteel
Gaat het bijvoeglijk naamwoord over het materiaal waarvan het gemaakt is? Schrijf er dan -en achter
de ijzeren koevoet
de kartonnen doos
het stoffen mandje
Maar is het een modern materiaal?
Schrijf er dan niets achter. 
De titanium ring
Het kunststof speelgoed

Slide 6 - Slide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden


Een houten stoel.
Het houten stoeltje.
De houten stoelen. 

Slide 7 - Slide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord vertelt je van welk materiaal iets gemaakt is.

Slide 8 - Slide

Even oefenen

Slide 9 - Slide

wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 10 - Quiz

Welk bijvoeglijk naamwoord is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De lelijke kast
B
De metalen kast
C
De grijze kast
D
De oude kast

Slide 11 - Quiz

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
slimme
B
tante
C
onvergetelijke
D
logeerpartij

Slide 12 - Quiz

Wat is geen bijvoeglijk naamwoord?
A
grote
B
brede
C
fietsten
D
gekke

Slide 13 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord?
A
de
B
gevallen
C
laptop
D
zoeken

Slide 14 - Quiz

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
aardappel
B
het
C
geweldige
D
gescoord

Slide 15 - Quiz


Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden?
A
zonnige
B
dag
C
zonnige , leren
D
leren

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Link

Meervoud op -en
Woorden die eindigen op een medeklinker krijgen meestal 
-en in het meervoud.

Enkelvoud: boek.
Eindigt op een medeklinker, k, het meervoud van boek is dus met -en: boeken

Slide 18 - Slide

Meervouden
Je geeft aan dat er meer van iets is. Veel zelfstandige naamwoorden hebben een enkelvoud en meervoud.
De meeste hebben een meervoud op -en of-s.
schoen-schoenen
familie-families

Slide 19 - Slide

Meervouden op -en
Soms moet je ook iets anders doen: 
- de laatste letter verdubbelen: klas-klassen

-een a, e, o of u weghalen: schaar-scharen

-een s veranderen in een z: huis- huizen

- een f veranderen in een v: brief- brieven

Slide 20 - Slide

meervoud op -s
Zet -s achter het woord.

balkon-balkons
vakantie-vakanties
appel-appels

Slide 21 - Slide

Meervouden op -s
(soms moet je iets anders doen)


Gebruik een - 's  als je het woord anders verkeerd uitspreekt en na een -y.
foto- foto's
pizza-pizza's
hobby-hobby's

Slide 22 - Slide

Let op!
Sommige woorden hebben een meervoud op -en en op -s.
groente- groenten/groentes
aardappel-aardappels/aardappelen
wortel- wortels/wortelen

Slide 23 - Slide

De meeste zelfstandige naamwoorden hebben een meervoud op...
A
-en
B
-en en -s
C
-s

Slide 24 - Quiz

Wat gebeurt er bij tas in het meervoud
A
s verdubbelt tassen
B
niks
C
gewoon en erachter tasen

Slide 25 - Quiz

Wat gebeurt er bij advies in het meervoud
A
niks
B
en erachter adviesen
C
s verandert in z adviezen

Slide 26 - Quiz

wat gebeurt er bij baby in het meervoud
A
s erachter babys
B
's erachter baby's
C
y wordt ie babies

Slide 27 - Quiz

Welk meervoud is goed
A
pizzas
B
pizza's

Slide 28 - Quiz

welk meervoud is goed
A
aardbeis
B
aardbeien

Slide 29 - Quiz

Welk meervoud is goed
A
maatregelen
B
maatregels

Slide 30 - Quiz

Welk meervoud is goed
dolfijn
A
dolfijnen
B
dolfijns

Slide 31 - Quiz

Welk meervoud is goed
huis
A
huisen
B
huizen

Slide 32 - Quiz

Huiswerk
Paragraaf 4: Bijvoeglijk naamwoord
Maken: 1 t/m 7

Paragraaf 5: Meervouden op -en en -s
Maken: 1 t/m 5

Klaar? Online trainen of lezen

Slide 33 - Slide