Klas 3 - week 6 - les 1

Klas 3 - week 6 - les 1
Der en Ein Gruppe bespreken
opdracht 23 / 24 aantal zinnen samen behandelen
1 / 15
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Klas 3 - week 6 - les 1
Der en Ein Gruppe bespreken
opdracht 23 / 24 aantal zinnen samen behandelen

Slide 1 - Slide

Dit schema staat op blz 27 in je boek.
Dit is de basis, maar er horen nog meer woorden bij de Der-Gruppe. Je vervoegt ze volgens het schema hiernaast. 
Op de volgende pagina staan deze woorden met voorbeeld.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Dit is de ein Gruppe uit je boek. Ook hier horen een aantal andere woorden bij. Deze staan op de volgende pagina.
Hier gaat het om de bezittelijke voornaamwoorden!

Slide 4 - Slide

(geen)

Slide 5 - Slide

Opdracht 23
  1. In welke naamval staat het woord?
  2. Vertaal het woord (kies der / ein Gruppe)
  3. Gebruik het schema om tot een juiste vertaling te komen

Slide 6 - Slide

Frau Podolski, haben Sie (uw)……...Tickets dabei?
Mevrouw Podolski, heeft u uw tickets mee?
stap 1: in welke naamval staat "uw tickets" 
Wie heeft mee? = mevrouw Podolski = onderwerp (1e naamval)
Wat heeft mevrouw Podolski mee? = uw tickets = lijd vw (4e nv)

stap 2: vertaal "uw"
uw = bezittelijk vnw = ein Gruppe = Ihr-

stap 3: schema gebruiken = volgende bladzijde

Slide 7 - Slide

uw Tickets = lijd vw (4e)

Ihr.........Tickets

Tickets = meervoud

Kijk in kolom meervoud en bij 4e naamval = 
keine staat er 
Ihre wordt het dan 

Slide 8 - Slide

(jouw)...Kochkurs (m) hat mir gut gefallen.
Jouw kookcursus is mij goed bevallen
stap 1: in welke naamval staat "jouw kookcursus". 
Wie / wat is mij bevallen? = jouw kookcursus = onderwerp

stap 2: vertaal "jouw"
jouw = bezittelijk vnw = ein Gruppe = dein-

stap 3 = schema gebruiken - volgende pagina

Slide 9 - Slide

jouw kookcursus = o = 1e nv

dein..... Kochkurs

Kochkurs = mannelijk

Kijk in kolom mannelijk en bij 1e naamval = 
ein
dein Kochkurs wordt het dan

Slide 10 - Slide

Opdracht 24
stap 1: Noteer de naamval waarin het woord staat
stap 2: Vertaal het woord
stap 3: gebruik het juiste schema om de uitgang te vinden

Slide 11 - Slide

(mijn)…..Bruder hat eine tolle Idee.
Mijn broer heeft een leuk idee.
Stap 1: in welke naamval staat "mijn broer"?
wie heeft een leuk idee? = mijn broer = onderwerp = 1e naamval

stap 2: vertaal "mijn"
mijn = bezittelijk vnw = ein Gruppe = mein-

Stap 3 = schema gebruiken - volgende pagina

Slide 12 - Slide

mijn broer = onderwerp = 1e nv

mein......Bruder

Bruder = mannelijk

Kijk in kolom mannelijk en bij 1e naamval = 
ein
mein Bruder wordt het dan

Slide 13 - Slide

Wann ist (jullie)….Fußballspiel (o)?
Vertaal en noteer juiste uitgang van : "jullie"

Slide 14 - Open question

Wann ist (jullie)….. Fußballspiel?
jullie Fußballspiel = onderwerp = 1e naamval
Fußballspiel = onzijdig
kijk in kolom onzijdig, 1e naamval = ein-          jullie = euer
Het wordt dus euer Fußballspiel

Slide 15 - Slide