Paragraaf 6.2: zuren en zure oplossingen cl. 1

Programma
Eerste uur 
  • Uitleg over zuren + oefenvragen 
  • weektaak 
Tweede uur 
  • Oefenvragen + herhaling 
  • groepsopdracht 
  • weektaak en afsluiting 
1 / 30
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Programma
Eerste uur 
  • Uitleg over zuren + oefenvragen 
  • weektaak 
Tweede uur 
  • Oefenvragen + herhaling 
  • groepsopdracht 
  • weektaak en afsluiting 

Slide 1 - Slide

6.2 Zuren en zure oplossingen

Slide 2 - Slide

Zuren en zure oplossingen 
Wat is een zuur? 
  • Een zuur is een deeltje dat één of meer H+ ionen kan afstaan (H+ donor)
  • Zure oplossingen bevatten altijd H+ ionen
  • Tabel op p. 134 uit je hoofd kennen! (+ zoutzuur)

Slide 3 - Slide

Zuren oplossen in water 
Sommige zuren gedragen zich ongeveer als moleculaire stof, andere als zout 

Slide 4 - Slide

Gedragen zich als zout bij oplossen in water:

  • salpeterzuur 
  • zwavelzuur 
  • waterstofchloride
  
Oplossing wordt dan dus weergegeven in 'losse' ionen, dus bijv.: oplossing van zwavelzuur is: 
2H+ (aq) + SO4 2- (aq)
Gedragen zich als moleculaire stof:

Alle andere zuren  

Slide 5 - Slide

Zuren 
Geef de vergelijking van  het oplossen van waterstofchloride in water

Slide 6 - Slide

Zuren 
Geef de vergelijking van het oplossen van waterstofchloride in water
HCl (g) --> H+ (aq) + Cl- (aq)
Hoe noem je deze oplossing?

Slide 7 - Slide

Zuren 
Geef de vergelijking van het oplossen van waterstofchloride in water
HCl (g) --> H+ (aq) + Cl- (aq)
Hoe noem je deze oplossing?
zoutzuur (is dus: H+ (aq) + Cl- (aq))

Slide 8 - Slide

Geef de vergelijking van het oplossen van azijnzuur in water 

Slide 9 - Slide

Geef de vergelijking van het oplossen van azijnzuur in water 
CH3COOH (l) --> CH3COOH (aq)

Een oplossing van azijnzuur schrijf je dus als:
CH3COOH (aq) 

Slide 10 - Slide

Geef de vergelijking van het oplossen van salpeterzuur in water.

Slide 11 - Open question

Alkaanzuren (par. 6.2)
...een aparte categorie zuren

Slide 12 - Slide

Alkaanzuren
  • Speciale ‘categorie’ zuren, afgeleid van alkanen
  • Te herkennen aan –COOH groep (zuurgroep of carboxylgroep).
  • Deze groep zit altijd aan een uiteinde van een molecuul
  • Algemene formule: CnH2n+1COOH

Slide 13 - Slide

Voorbeeld 
Teken de structuurformule van ethaanzuur

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Teken de structuurformule van butaanzuur

Slide 16 - Open question

antwoord vraag

Slide 17 - Slide

Aan de slag!
Maak de volgende opgaven:
par. 6.1: 10, 14, 15, 16
par 6.2:  18 t/m 21 en 24 t/m 26

Slide 18 - Slide

Tweede lesuur

Slide 19 - Slide

Herhaling koolstofchemie
Ethaan
Eth = 2 C
-aan = enkele bindingen tussen C's
Binas 66CD
Ethaanzuur
zuur = COOH-groep
Molecuulformule ethaanzuur = CH3COOH

Slide 20 - Slide

Geef de naam van het molecuul.

Slide 21 - Open question

Zuren
  • Een zuur is een deeltje wat één of meerdere H+ ionen kan afstaan.
  • Ook wel een H+ donor genoemd.
  • Hoe meer H+ in oplossing, hoe zuurder de oplossing (dus hoe lager de pH).
  • Een alkaanzuur kan de H+ van de zuurgroep afstaan.

Slide 22 - Slide



Bij zwavelzuur, salpeterzuur en waterstofchloride hetzelfde, 

dus oplossen/ionisatie van waterstofchloride:
HCl -> H+ + Cl-



Bij alle andere zuren (vb. ethaanzuur)

oplossen:
CH3COOH (l) -> CH3COOH (aq)

ionisatie:
CH3COOH (l) -> H+ (aq) + CH3COO- (aq)

Ionisatie vs oplossen in water 

Slide 23 - Slide

Geef de vergelijking van de ionisatie van mierenzuur. Gebruik Binas 66A.

Slide 24 - Open question

Antwoord
(mierenzuur=methaanzuur)

HCOOH --> H+ + HCOO-


Slide 25 - Slide

Leg uit welke oplossing een lagere pH zal hebben: een 1,0 M HCl oplossing of een 1,0 M
oplossing
H2SO4

Slide 26 - Open question

Antwoord
De H2SO4 oplossing zal een lagere pH hebben, omdat deze meer H+ ionen af kan staan dan HCl

Slide 27 - Slide

Aan de slag 
Groepsopdracht

Slide 28 - Slide

In groepjes 
Luidop denkend
Drie groepsrollen:
  • Voorzitter: degene die luidop voorleest en iedereen scherp houdt 
  • denker: degene die luidop nadenkt en zijn/haar associaties deelt (associatie=waar denk je aan bij deze opgave)
  • Schrijver: schrijft mee met alles wat er gezegd wordt   
Klaar? maak je weektaak af

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide