This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
oefenen 2
Slide 1 - Slide
Een delict is:
A
Een strafbaar feit
B
Wat lekkers
C
Een verklikker
D
criminaliteit
Slide 2 - Quiz
In veel sportcentra staat een melding in de kleedkamers: "De directie is niet aansprakelijk voor diefstal of verdwijning van uw spullen".
A
Gelegenheidstheorie
B
Anomietheorie
C
Bindingstheorie
D
Ettiketeringstheorie
Slide 3 - Quiz
Joop zijn vrouw is bij hem weggegaan omdat hij werkloos is geworden. Hij gebruikt nu drugs overdag en "klust bij in de avond".
(Theorie?)
A
Anomietheorie
B
Bindingstheorie
Slide 4 - Quiz
Een jongen hoorde vaak rot opmerkingen over zijn herkomst en hoorde mensen praten over hoe crimineel zijn herkomstgroep wel niet was. Hij ontdekte dat hij een criminele reputatie had in de samenleving. Toen hij illegaal aan een rijbewijs kon komen dacht hij 'als mensen toch al denken dat ik crimineel ben, dan kan ik dit best een keer op deze manier doen'.
A
Gelegenheidstheorie
B
Anomietheorie
C
Bindingstheorie
D
Ettiketeringstheorie
Slide 5 - Quiz
Bureau Halt verzorgt alternatieven tegen straffen door politie en justitie om te voorkomen dat jongeren na een eerste wetsovertreding al het stempeltje 'crimineel' opgeplakt krijgen.
A
Gelegenheidstheorie
B
Anomietheorie
C
Bindingstheorie
D
Ettiketeringstheorie
Slide 6 - Quiz
Wat is seponeren?
A
Zaak komt niet voor de rechter
B
Je wordt veroordeelt door de rechter
C
Je krijgt een boete
D
Een blaadje met je overtreding er op.
Slide 7 - Quiz
Wie worden naar Halt gestuurd?
A
jongeren tot 18 jaar die een misdrijf plegen
B
alle mensen die een overtreding begaan
C
daders van lichte misdrijven
Slide 8 - Quiz
Overtreding
Misdrijf
Slide 9 - Drag question
Proces-verbaal is:
A
de politie zoekt naar bewijzen van een gepleegd strafbaar feit
B
een officieel schriftelijk verslag van een strafbaar feit
C
de officier van justitie besluit dat er een rechtszaak komt
D
de politietaak om mensen te adviseren en service te verlenen
Slide 10 - Quiz
Gaat het op de afbeeldingen om materiële schade of niet-materiële schade?
materiële schade
niet-materiële schade
Slide 11 - Drag question
In een rechtsstaat:
A
hebben burgers rechten en plichten en de overheid niet.
B
hebben burgers en overheid allebei rechten en plichten.
C
hebben burgers rechten en de overheid plichten.
D
hebben burgers plichten en de overheid rechten.
Slide 12 - Quiz
Wat is GEEN risicofactor
A
Alcohol of drugs
B
niet aantrekkelijk zijn
C
Groepsdruk
D
Slechte opvoeding
Slide 13 - Quiz
het beschikken over goede sociale vaardigheden is een beschermende factor