Spelling B: Meervoudsvorming en bijvoeglijke naamwoorden

Taalverzorging
B. Meervoudsvorming en bijvoeglijke naamwoorden
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Taalverzorging
B. Meervoudsvorming en bijvoeglijke naamwoorden

Slide 1 - Slide

Huiswerk bespreken
Het huiswerk was:


3A: Een tweede taal vergroot je wereld, blz. 44

Leren: HB blz. 24-25
Maken: opdr. 4 t/m 9

































Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les: 
- ken je de verschillende manieren om meervouden te vormen; 
- kun je de juiste vorm van een bijvoeglijk naamwoord spellen. 

Slide 4 - Slide

Meervoudsvorming
We kennen meervouden die eindigen op -en en meervouden die eindigen op een -s. 

Er zijn ook woorden die een meervoud op zowel -en als -s hebben. Denk hierbij aan woorden als: seconde, ventilator, tractor en groente. 


Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Andere meervouden
Niet alle meervouden houden zich aan deze regels: 

- Sommige woorden hebben een 'dubbel meervoud' met -eren. 

- Sommige woorden hebben een afwijkende meervoudsvorm (vaak wordt hierbij een tussenletter toegevoegd). 

Slide 7 - Slide

Meervouden van leenwoorden
Leenwoorden uit het Latijn, Italiaans en Grieks houden hun oorspronkelijke meervoudsvorm, maar hier worden vaak Nederlandse meervoudsvormen bij gemaakt. 
museum  musea museums
index indices indexen
trauma traumata trauma's
cello celli cello's

Slide 8 - Slide

Opdracht
Schrijf de volgende woorden in je schrift en zet het  meervoud erachter:

Schrijf van de volgende woorden het meervoud op. Als ze meerdere
meervoudsvormen hebben, schrijf dan beide op.
Als je er niet uit komt, kijk dan in je handboek blz. 118
  1. snoer
  2. perzik
  3. verlies
  4. fotograaf
  5. soepblik
  6. epidemie
7. provincie
8. fotoalbum
9. haarspray
10. dominee
11. eikenblad
12. datum
timer
6:00
Ben je klaar? 
Vergelijk dan je antwoord met je buurman/buurvrouw. Hebben jullie dezelfde antwoorden opgeschreven?

Slide 9 - Slide

Antwoorden
snoeren
perziken
verliezen
fotografen
soepblikken
epidemieën
provincies/provinciën
fotoalbums
haarsprays
dominees
eikenbladeren
data/datums
Ik hOU vAn Y's!
Als de klemtoon aan het begin van het woord valt, is de 'ik' alleen!

Slide 10 - Slide

   Bijvoeglijke naamwoorden
Een bijvoeglijk naamwoord vertelt iets over (een eigenschap van) een zelfstandige naamwoord. Hierbij kan het gaan om kleur, vorm, leeftijd enzovoorts. 

Een bijvoeglijk naamwoord heeft een verbogen en een onverbogen vorm. 

Slide 11 - Slide

Voorbeeld
Een bijvoeglijk naamwoord heeft een verbogen en een onverbogen vorm. 

Deze smartphone is mooi.
De mooie smartphone .

Meestal gebruik je  de verbogen vorm, dus met een -e. 

Slide 12 - Slide

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord dat afgeleid is van het voltooid deelwoord is  een bijzondere vorm. Hiervoor geldt één regel. 

We schrijven het zo kort mogelijk op.

Hierbij letten we wel op de uitspraak... 
Dus niet: de uitgepute atleet, maar de uitgeputte atleet. 

Slide 13 - Slide

Voorbeeld
Een bijvoeglijk naamwoord schrijf je zo kort en eenvoudig mogelijk.
Maar, bij korte klank: dubbele medeklinker!
Een witte muur - de gewitte muur

Bij lange klank laat je juist een klinker weg:
Een bezweet voorhoofd
Het bezwete voorhoofd (en niet: het bezweette voorhoofd)

Slide 14 - Slide

Het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord geeft aan van welk materiaal het zelfstandig naamwoord is gemaakt. Het stoffelijk naamwoord eindigt meestal op -en

Dit geldt niet voor nieuwere stoffen, waarvan de naam vaak uit het Engels afkomstig is. Denk aan plastic bekertje, aluminium fietsframe enzovoorts. 

Slide 15 - Slide

  Trappen van vergelijking
'Gewone' bijvoeglijke naamwoorden staan in de stellende trap. We kunnen ze ook in de vergrotende en de overtreffende trap zetten. 

Denk aan mooi, mooier, mooist; of: goed, beter, best.


Slide 16 - Slide

Trappen van vergelijking
Je stelt iets vast.
Je maakt het groter
Je overtreft alles

Slide 17 - Slide

Uitzondering
Bij enkele woorden zijn
de trappen van vergelijking iets anders.

Kim heeft een oude rolstoel,
maar die rijdt nog goed.

Slide 18 - Slide

De NIEUWE plant staat in de hoek van de kamer.
A
stellende trap
B
vergrotende trap
C
overtreffende trap

Slide 19 - Quiz

Veel

Slide 20 - Open question


Ja
Nee

Slide 21 - Poll

In hoeverre heb je de spelling van meervouden en bijvoeglijke naamwoorden onder de knie?
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

Aan de slag
Wat

Maak je huiswerkopdrachten van hoofdstuk A,
blz. 116

Hoe
Eerste 10 minuten individueel, in stilte.
Als de timer afgelopen is mag je zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw

Hulp nodig? 
Steek je vinger op, dan kom ik langs.


Klaar?
Ga dan lezen in je leesboek of andere huiswerkopdrachten maken


timer
10:00

Slide 23 - Slide