This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Goedemiddag!
Vandaag gaan we oefenen voor je toets.
Slide 1 - Slide
Wat gaan we vandaag doen?
Herhalen persoonlijk voornaamwoord
Herhalen bezittelijk voornaamwoord
Oefenen voor de toets
Eventueel nog andere dingen herhalen
Slide 2 - Slide
Lesdoelen
Grammatica woordsoorten:
- Je weet wat een persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord is.
- Je kunt het persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord in een zin benoemen.
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
Persoonlijk voornaamwoord
Lees het onderstaande stukje:
Er was eens een konijn genaamd Snuffie. Snuffie ging altijd graag naar de bioscoop. Snuffie ging dan vaak boven in de zaal zitten, want dan had niemand last van de lange oren van Snuffie. Altijd ging Snuffie alleen naar de film. Snuffie had niet veel vriendjes, omdat Snuffie de enige was die zijn oren niet omlaag kon laten hangen. Snuffie werd verdrietig van steeds dezelfde film. Ook voelde Snuffie zich alleen, zo ver van het scherm zittende...
Slide 5 - Slide
Wat is een persoonlijk voornaamwoord?
Vervangt een zelfstandig naamwoord:
Stefan leest een boek --> Hij leest een boek
Mijn zus heeft mij een boek geleend. Ik leen het uit aan een vriendin.
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
Geeft aan van wie iets is
Staat voor het zelfstandig naamwoord
Staat op de plek van het lidwoord
Dit is het boek --> Dit is haarboek
Heb jij het huiswerk niet af? --> Heb jij jouwhuiswerk niet af?
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Benoem in de volgende zin de woordsoort van ons(1) en ons(2).
De taxichauffeur bracht ons(1) naar ons(2) hotel.
A
ons(1)= persoonlijk vnw.
ons(2)= bezittelijk vnw.
B
ons(1)= bezittelijk vnw.
ons(2)=persoonlijk vnw.
Slide 10 - Quiz
De tandarts is vandaag afwezig, want is ziek.
Nina vindt John leuk. Ze is verliefd op
Wanneer gaan verhuizen?
Hoeveel boterhammen eet per dag?
hij
je
ik
hem
zij
Slide 11 - Drag question
Eva heeft maar liefst dertig vlechtjes in haar(1) haar(2).
haar(1) is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.
Slide 12 - Quiz
Zijn deze oorbellen van haar?
'haar' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.
Slide 13 - Quiz
Komen jullie ook naar de kampioenswedstrijd kijken?
'jullie' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.
Slide 14 - Quiz
Jullie paspoorten zijn niet meer geldig.
'Jullie' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.
Slide 15 - Quiz
Deze glutenvrije spaghetti is speciaal voor mij gemaakt.
'mij' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.
Slide 16 - Quiz
Benoem in de volgende zin de woordsoort van 'jullie.'
Dat was jullie beslissing.
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.
Slide 17 - Quiz
Benoem in de volgende zin de woordsoort van 'jullie.'
Dat huis is toch van jullie?
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.
Slide 18 - Quiz
A. Ik heb jou pakketje voor jou klaargelegd.
B.Ik heb jouw pakketje voor jou klaargelegd.
A
Alleen zin A is goed
B
Alleen zin B is goed
C
Beide zinnen zijn fout
D
Beide zinnen zijn goed
Slide 19 - Quiz
Heb je jouw neef nog gebeld? je = jouw =
A
persoonlijk vnw
persoonlijk vnw
B
persoonlijk vnw
bezittelijk vnw
C
persoonlijk vnw
bijvoeglijk nmw
D
bezittelijk vnw
bezittelijk vnw
Slide 20 - Quiz
Wat is het woordje 'haar' in onderstaande zin? De jongen wees naar haar.