Bijles Kyle 19-04-2021

Goedemiddag!
Vandaag gaan we oefenen voor je toets.
1 / 21
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Goedemiddag!
Vandaag gaan we oefenen voor je toets.

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Herhalen persoonlijk voornaamwoord
  • Herhalen bezittelijk voornaamwoord
  • Oefenen voor de toets
  • Eventueel nog andere dingen herhalen

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Grammatica woordsoorten:
- Je weet wat een persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord is.
- Je kunt het persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord in een zin benoemen.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Persoonlijk voornaamwoord
Lees het onderstaande stukje:
Er was eens een konijn genaamd Snuffie.  Snuffie ging altijd graag naar de bioscoop. Snuffie ging dan vaak boven in de zaal zitten, want dan had niemand last van de lange oren van Snuffie. Altijd ging Snuffie alleen naar de film. Snuffie had niet veel vriendjes, omdat Snuffie de enige was die zijn oren niet omlaag kon laten hangen.  Snuffie werd verdrietig van steeds dezelfde film. Ook voelde Snuffie zich alleen, zo ver van het scherm zittende...

Slide 5 - Slide

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?

Vervangt een zelfstandig naamwoord:​
Stefan leest een boek -->​ Hij leest een boek​

Mijn zus heeft mij een boek geleend. Ik leen het uit aan een vriendin.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?

  • Geeft aan van wie iets is​
  • Staat voor het zelfstandig naamwoord​
  • Staat op de plek van het lidwoord​

Dit is het boek --> Dit is haar boek​
​Heb jij het huiswerk niet af? --> Heb jij jouw huiswerk niet af?

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Benoem in de volgende zin de woordsoort van ons(1) en ons(2).

De taxichauffeur bracht ons(1) naar ons(2) hotel.
A
ons(1)= persoonlijk vnw. ons(2)= bezittelijk vnw.
B
ons(1)= bezittelijk vnw. ons(2)=persoonlijk vnw.

Slide 10 - Quiz

De tandarts is vandaag afwezig, want                    is ziek.
Nina vindt John leuk. Ze is verliefd op           
Wanneer gaan                  verhuizen?
Hoeveel boterhammen eet                    per dag? 
hij
je
ik 
hem
zij

Slide 11 - Drag question

Eva heeft maar liefst dertig vlechtjes in haar(1) haar(2).

haar(1) is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.

Slide 12 - Quiz

Zijn deze oorbellen van haar?

'haar' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.

Slide 13 - Quiz

Komen jullie ook naar de kampioenswedstrijd kijken?

'jullie' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.

Slide 14 - Quiz

Jullie paspoorten zijn niet meer geldig.

'Jullie' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.

Slide 15 - Quiz

Deze glutenvrije spaghetti is speciaal voor mij gemaakt.

'mij' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.

Slide 16 - Quiz

Benoem in de volgende zin de woordsoort van 'jullie.'

Dat was jullie beslissing.
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.

Slide 17 - Quiz

Benoem in de volgende zin de woordsoort van 'jullie.'

Dat huis is toch van jullie?
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.

Slide 18 - Quiz

A. Ik heb jou pakketje voor jou klaargelegd.

B.Ik heb jouw pakketje voor jou klaargelegd.
A
Alleen zin A is goed
B
Alleen zin B is goed
C
Beide zinnen zijn fout
D
Beide zinnen zijn goed

Slide 19 - Quiz

Heb je jouw neef nog gebeld?
je =
jouw =
A
persoonlijk vnw persoonlijk vnw
B
persoonlijk vnw bezittelijk vnw
C
persoonlijk vnw bijvoeglijk nmw
D
bezittelijk vnw bezittelijk vnw

Slide 20 - Quiz

Wat is het woordje 'haar' in onderstaande zin?
De jongen wees naar haar.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 21 - Quiz