1HV3: Interpunctie en tussenletters

LESPROGRAMMA
Lesuur 1:
  Lezen 
  Uitleg Interpunctie en leestekens
  Opdracht maken
Lesuur 2:
  Tussenletter - n en -s
  Opdrachten maken
 
Volgende week vrijdag is de toets Spelling Hoofdletters en leestekens tijdens de les!
Niet vergeten: leeskwartieren bijhouden!
Elke les je leesboek meenemen 


1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

LESPROGRAMMA
Lesuur 1:
  Lezen 
  Uitleg Interpunctie en leestekens
  Opdracht maken
Lesuur 2:
  Tussenletter - n en -s
  Opdrachten maken
 
Volgende week vrijdag is de toets Spelling Hoofdletters en leestekens tijdens de les!
Niet vergeten: leeskwartieren bijhouden!
Elke les je leesboek meenemen 


Slide 1 - Slide

Leerdoelen

Aan het einde van deze les weet ik waar ik de leestekens (interpunctie) moet plaatsen in een tekst.

Slide 2 - Slide

Leestekens:
de punt



Een punt zet je aan het eind van een zin.
Gebruik je bij afkortingen: etc. – enz. – P.J. Pietersen.
Niet alle afkortingen schrijf je met punten: CDA, NEC, EEG, VARA.

Slide 3 - Slide

Leestekens:
de komma

 

Komma’s gebruik je om een zin overzichtelijk te maken.
Een komma staat op de plaats waar je bij het hardop lezen even een rust neemt. 
Delen van opsommingen zet je tussen komma’s.
Voorbeeld:
Hij kocht andijvie, boerenkool, wortelen, aardappelen en een cd.

Slide 4 - Slide

Leestekens: 
;
de puntkomma

 
Een puntkomma geeft een scheiding aan binnen een zin. Je kunt hem vervangen door een punt.
Voorbeeld: Van de zomer gaan we naar Zuid-Frankrijk; daar is het altijd lekker warm.

Slide 5 - Slide

Dubbele punt :
Een dubbele punt staat voor een opsomming.
De bezwaren tegen Athene in de zomer zijn: de hitte, de drukte en de smog.

Een dubbele punt staat voor een verklaring.
Ik wil van de zomer niet naar Athene: het is me daar te warm.

Een dubbele punt staat voor een zin die iemand gaat zeggen (de directe rede). Ik zei: ‘Ik wil van de zomer niet naar Athene.’

Slide 6 - Slide

"Aanhalingstekens"

Aanhalingstekens gebruik je als je citeert.
‘Als het aan mij ligt,’ zei Bush,’ krijgt hij een eerlijk proces.’

Als je een andere dan normale betekenis gebruikt.
Hij had daar tijdens de oorlog een ‘prettige’ tijd.

Slide 7 - Slide

Uitroepteken!

Aan het eind van een zin met een bevel of uitroep gebruik je een uitroepteken.
Hou daar mee op!
Geweldig!

Slide 8 - Slide

Vraagteken?

Een vraagteken zet je aan het eind van een vraag.
Was jij de eerste die de berg beklom?
De leraar vroeg: ‘Was jij de eerste?’
Geen vraagteken:
Hij vroeg me of ik de eerste was.

Slide 9 - Slide

Opdracht
Maak opdracht 2 van 1.2 van de module Spelling Hoofdletters en leestekens
Kopieer de tekst in een Wordbestand en voeg leestekens en hoofdletters toe in de tekst.
Klaar? Wissel je tekst uit met je
buurman of buurvrouw en vergelijk
elkaars teksten.

Slide 10 - Slide

Samenstellingen

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Leerdoelen
- Ik weet wat een samenstelling is.
- Ik weet wat de regels zijn bij het maken van samenstellingen.
- Ik kan deze regels op de juiste manier toepassen bij samenstellingen.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Tussenletter in samenstellingen
Een samenstelling is een woord dat is opgebouwd uit twee of meer woorden die ieder zelfstandig kunnen voorkomen. 
Soms is er een extra 'tussenletter' nodig om deze woorden aan elkaar te kunnen 'plakken'.





Slide 17 - Slide

Tussenletter -(e)n
Basisregel: je schrijft bij ‘gewone’ samenstellingen altijd –(e)n.

Krant + jongen = krantenjongen
Beest + bende = beestenbende
Aap + rots = apenrots
Stoel + dans = stoelendans
Boek + kast = boekenkast
Hond + hok = hondenhok



Slide 18 - Slide

Je schrijft een tussenletter -e-:

- Als het eerste deel een werkwoord of versterkend woord is

dronkelap, beresterk

- Als het eerste deel een uniek persoon of een unieke zaak is (er is er maar een van)

zonnescherm, Koninginnedag

- Als het woord niet meer herkenbaar is als samenstelling

ellepijp, schattebout

Slide 19 - Slide

Je schrijft een tussenletter -e-:

- Als het eerste deel  geen meervoud heeft

rijstepap, ereplek

- Als het eerste deel alleen een meervoud op -s heeft

horlogemaker

- Als het eerste deel een meervoud op -s en -n heeft

secondewijzer


Slide 20 - Slide

Leg het verschil uit!

Slide 21 - Slide

Tussenletter in samenstellingen
Het meervoud van ‘tomaat’ is ‘tomaten’. De samenstelling schrijf je dus ook met –en.

Het meervoud van ‘groente’ is ‘groentes’ én ‘groenten’. De samenstelling schrijf je dus alleen met een –e.

Slide 22 - Slide

Leg uit

Slide 23 - Slide

Tussenletter in samenstellingen
Het meervoud van ‘aap’ is ‘apen’. De samenstelling schrijf je dus ook met –en.

Bij ‘apetrots’ versterkt het eerste deel een bijvoeglijk naamwoord, namelijk ‘trots’. In de samenstelling schrijf je dus alleen een -e

Slide 24 - Slide

Tussenletter –s-
Je schrijft een –s- als je die hoort. Jongensboek, geluidsbron.

Soms kun je dit niet horen. Zoek dan een andere samenstelling waarbij je het wel kunt horen.
       Voorbeeld: dorp + straat
      dorpstraat of dorpsstraat?

Vul een ander woord in: dorpplein of dorpsplein? --> dorpsstraat


Slide 25 - Slide

Opdracht
Maak de opdrachten van 1.3 Tussenletters 
It's Learning -> Bronnen -> Spelling Hoofdletters, interpunctie en leestekens
-> 1.3 Tussenletters

Maak deze oefeningen:
Oefeningen tussenletters en samenstellingen
Klaar? Maak de extra oefening




Slide 26 - Slide