- In zin a staat een werkwoordelijk gezegde, een onderwerp en een lijdend voorwerp
Slide 7 - Slide
De lijdende vorm
b. De computer wordt door de man gekocht (passief)
- Er veranderen dan drie dingen: 1. Het lijdend voorwerp wordt onderwerp. 2. Het onderwerp wordt een bijwoordelijke bepaling die begint met door. 3. In het gezegde komt een vorm van het hulpwerkwoord worden te staan.
Slide 8 - Slide
Let op!
- In welke tijd de zin staat
De man heeft de computer gekocht. (v.t.t.) De computer is door de man gekocht. (v.t.t.)
De man zal de computer kopen. (o.t.t.t.) De computer zal door de man gekocht worden. (o.t.t.t.)
De man zou de computer gekocht hebben. (v.v.t.t.) De computer zou door de man gekocht zijn. (v.v.t.t.)
Slide 9 - Slide
Voorbeelden
Actief
Passief (hulpwerkwoord is worden)
OTT
Jan slaat de hond.
De hond wordt door Jan geslagen.
OVT
Jan sloeg de hond
De hond werd door Jan geslagen.
OTTT
Jan zal de hond slaan.
De hond zal door Jan wordengeslagen.
OVTT
Jan zou de hond slaan.
De hond zou door Jan wordengeslagen.
Slide 10 - Slide
Voorbeelden
Actief
Passief (hulpwerkwoord is zijn)
VTT
Jan heeft de hond geslagen.
De hond is door Jan geslagen.
VVT
Jan had de hond geslagen.
De hond was door Jan geslagen.
VTTT
Jan zal de hond hebbengeslagen.
De hond zal door Jan zijngeslagen.
VVTT
Jan zou de hond hebbengeslagen
De hond zou door Jan zijngeslagen.
Slide 11 - Slide
Even oefenen
Je krijgt zinnen te zien die of in de bedrijvende of in de lijdende vorm staan.
Staat dit lied vooral in de lijdende of de bedrijvende vorm?
Zoek 3 zinnen van dit lied, die in de bedrijvende vorm staan. Wat valt je op?
Maak van deze 3 zinnen de lijdende vorm. Wat valt je op?
timer
15:00
Slide 18 - Slide
Keuze verwerkingsopdracht 1
Zet een + achter de regels van de songtekst waar je het mee eens bent.
Zet een - achter de regels waar je het niet mee eens bent.
Zet een ? achter de regels waar je nog over twijfelt.
Schrijf een korte reflectie op de tekst (minimaal een half A4, waarin je jouw mening verwoordt.
Slide 19 - Slide
Keuze verwerkingsopdracht 2
Zoek een tweede tekst over hetzelfde onderwerp en noteer de belangrijkste overeenkomsten en verschillen tussen beide teksten. Geef ook je onderbouwde mening weer van beide teksten (minimaal een half A4).
Slide 20 - Slide
Huiswerk woensdag
Verwerkingsopdracht 1 en één van de twee keuzeopdrachten afmaken.
Slide 21 - Slide
Wat is het belangrijkste verschil tussen de lijdende en de bedrijvende vorm? En noteer één tip en één top van deze lles