Dorpskrant les 5: samenstellingen


Nederlands - Periode 3

De Dorpskrant - Les 5
Creatief schrijven & Spelling

1 / 47
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson


Nederlands - Periode 3

De Dorpskrant - Les 5
Creatief schrijven & Spelling

Slide 1 - Slide

Vorige lessen heb je geleerd ...

  • ... hoe je verwijzingen moet schrijven (alle/allen, beide/beiden). 

  • Waarom ook alweer? 
  • In de dorpskrant verwerk je 4 verwijzingen naar keuze. 

Slide 2 - Slide

Aan het einde van deze les ...

  • ... weet je hoe je samenstellingen moet schrijven.

  • Waarom ook alweer? 
  • In de dorpskrant verwerk je 4 samenstellingen naar keuze. 

Slide 3 - Slide

Wat is een samenstelling?
  • 2 of meer woorden die worden samengevoegd tot 1 woord.

  • Bij sommige samenstellingen moet je een -n tussen de woorden plaatsen (bessensap)
  • Bij andere samenstellingen juist niet (beresterk).
  • Ook zijn er samenstellingen waarbij je een -s tussen de woorden schrijft (dorpskern).


Slide 4 - Slide

Bedenk nu zoveel mogelijk woorden die bestaan uit 2 of meer woorden. Bijvoorbeeld rug-zak = rugzak en lange + afstand + loper = langeafstandloper
Maximum + snelheid = maximumsnelheid

Slide 5 - Open question

Uitleg samenstellingen

  • Op de volgende slides volgt de uitleg over de samenstellingen.

  • Wanneer schrijf je een tussen -n?
  • Wanneer schrijf je geen tussen -n?
  • Wanneer schrijf je een tussen -s?


Slide 6 - Slide

Samenstellingen
  • Wel een tussen -n
  • Het eerste woord heeft (alleen) een meervoud op –en (dit is de basisregel)  
  • Geen tussen -n
  • Het eerste woord heeft een meervoud op –s
  • Het eerste woord heeft 2 meervouden (op –s en op -n)
  • Het eerste woord is uniek
  • Het eerste woord versterkt het tweede woord
  • Het eerste woord is geen zelfstandig naamwoord
  • Het eerste woord heeft geen meervoud
  • Er is sprake van een versteende samenstelling
  • Een tussen -s
  • Als je een tussen -s hoort

Slide 7 - Slide

Wel een tussen -n

  • ...als het eerste woord alleen een meervoud op –en heeft

  • vriend - vrienden - vriendenboek
  • heer - heren - herenfiets
  • hond - honden - hondenriem

Slide 8 - Slide

Geen tussen -n  
  • ... als het eerste woord een meervoud op –s heeft
  • asperge - asperges - aspergesoep
  • horloge - horloges - horlogemaker

  • ... als het eerste Woord 2 meervouden heeft (op –s en op -n)
  • vitamine - vitaminen/vitamines - vitaminepil
  • weide - weides/weiden - weidevogel

Slide 9 - Slide

Geen tussen -n
  • ... als het eerste woord uniek is
  • (uniek = er is er maar 1 van)

  • zon - zonnestraal
  • maan - maneschijn
  • Let op: ster - sterrenkunde (er zijn meer sterren)



Slide 10 - Slide

Geen tussen -n

  • ... als het eerste woord geen meervoud heeft
  • rijst + pap = rijstepap
  • tarwe + product = tarweproduct

Slide 11 - Slide

Geen tussen -n
  • ... als het eerste woord het tweede woord versterkt
  • beer + sterk = beresterk
  • steek + blind = stekeblind

  • ... als het eerste woord geen znw is
  • goedemorgen (goed = geen znw, maar een bn)
  • Spinnewiel (spinnen = geen znw (maar een ww))

Slide 12 - Slide

Geen tussen -n
  • ...als er sprake is van een versteende samenstelling (= een woord dat we tegenwoordig kennen als enkelvoudig woord en niet meer als een samengesteld woord)

  • hunebed          bolleboos
  • bakkebaard    nachtegaal 

Slide 13 - Slide

Tussen -s
  • Je schrijft een tussen -s als je die hoort.

  • stationsplein
  • personeelsafdeling
  • identiteitsbewijs
  • lievelingsdier


Slide 14 - Slide

Tussen -s
  • Als het 2e woord begint met een sisklank, hoor je de tussen-s niet goed: dorpsstraat , reddingsschip 
  • Vervang dan het 2e woord door een woord, waarbij je wel hoort of je een tussen-s moet schrijven: dorpskern, reddingsschip 
  • Zo weet je dat je bij dorpsstraat en reddingsschip een tussen -s schrijft.

Slide 15 - Slide

Aan de slag!
Open les 5 en maak de opdrachten op de volgende slides.

Probeer steeds te bedenken waarom er wel/niet een tussen -n of tussen -s moet worden geschreven.


Slide 16 - Slide

Maak een samenstelling van de gegeven woorden.

rijst+vlaai

Slide 17 - Open question

Maak een samenstelling van de gegeven woorden.

montage+ afdeling

Slide 18 - Open question

Maak een samenstelling van de gegeven woorden.

ruimte+ gebrek

Slide 19 - Open question

Maak een samenstelling van de gegeven woorden.

stad +schouwburg

Slide 20 - Open question

Maak een samenstelling van de gegeven woorden.

plat + grond

Slide 21 - Open question

Maak een samenstelling van de gegeven woorden.

knarsen+ tanden

Slide 22 - Open question

Maak een samenstelling van de gegeven woorden.

geboorte + golf

Slide 23 - Open question

Maak een samenstelling van de gegeven woorden.

dag + raad

Slide 24 - Open question

Maak een samenstelling van de gegeven woorden.

gerst + pap

Slide 25 - Open question

Maak een samenstelling van de gegeven woorden.

paard + staart

Slide 26 - Open question

Maak een samenstelling van de gegeven woorden.

opname + wagen

Slide 27 - Open question

Maak een samenstelling van de gegeven woorden.

hart + lust

Slide 28 - Open question

Maak een samenstelling van de gegeven woorden.

verkeer + slachtoffer

Slide 29 - Open question

Maak een samenstelling van de gegeven woorden.

tarwe + korrel

Slide 30 - Open question

Maak een samenstelling van de gegeven woorden.

spin + web

Slide 31 - Open question

Maak een samenstelling van de gegeven woorden.

slijtage + plek

Slide 32 - Open question

Maak een samenstelling van de gegeven woorden.

recht + zaal

Slide 33 - Open question

Maak een samenstelling van de gegeven woorden.

collecte + bus

Slide 34 - Open question

Maak een samenstelling van de gegeven woorden.

linze + soep

Slide 35 - Open question

Maak een samenstelling van de gegeven woorden.

lachen + bek

Slide 36 - Open question

Maak een samenstelling van de gegeven woorden.

gemeente + huis

Slide 37 - Open question

Maak een samenstelling van de gegeven woorden.

waarde + oordeel

Slide 38 - Open question

Maak een samenstelling van de gegeven woorden.

bakke + baard

Slide 39 - Open question

Maak een samenstelling van de gegeven woorden.

arm + lui

Slide 40 - Open question

Maak een samenstelling van de gegeven woorden.

gedaante + verandering

Slide 41 - Open question

Lesdoel behaald?

Ik kan de juiste regels toepassen bij het schrijven van samenstellingen.
A
Ja
B
Nee

Slide 42 - Quiz

Zo nee?
Kijk en luister dan naar de uitleg in de filmpjes op slide 43 en 44. 

Maak daarna de extra opdrachten op slide 45.

Slide 43 - Slide

0

Slide 44 - Video

0

Slide 45 - Video

Einde van de les

Goed gedaan!

Vragen? Stel ze aan je docent!

Slide 47 - Slide