Oefentoets thema 6 en 7

Oefentoets
Thema 6: transport
+
Thema 7: opslag, uitscheiding en bescherming

1 / 39
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Oefentoets
Thema 6: transport
+
Thema 7: opslag, uitscheiding en bescherming

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Thema 6:

1. Je kunt de bestandsdelen van bloed noemen en hun kenmerken en functies.
2. Je kunt in de dubbele bloedsomloop van de mens de kleine en grote bloedsomloop onderscheiden met hun functies.
3. Je kunt de delen van een hart en de aansluitende bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies.
4. Je kunt beschrijven hoe een hartslag verloopt.
5. Je kunt drie typen bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies.
6. Je kunt in het bloedvatenstelsel van de mens slagaders en aders benoemen en je kunt de samenstelling van het bloed aangeven.
Thema 7:
1. Je kunt beschrijven hoe bij de mens een vrij constant inwendig milieu wordt gehandhaafd.
2. Je kunt de functies van de lever noemen. Ook kun je omschrijven wat hepatitis is.
3. Je kunt de delen van de nieren en van de urinewegen noemen met hun functies en kenmerken.
5. Je kunt beschrijven hoe de lichaamstemperatuur min of meer constant wordt gehouden.
6. Je kunt beschrijven hoe het lichaam zich verdedigt tegen ziekteverwekkers. 













Slide 2 - Slide

Studiewijzer
In Magister staat een studiewijzer.
Hierin staat extra informatie over dit thema + uitlegvideo's.
Deze oefentoets is een voorbereiding op de toets.

Slide 3 - Slide

Ik heb beide samenvattingen doorgelezen
Ja
Nee

Slide 4 - Poll

Ik heb uitlegvideo's bekeken via de studiewijzer
Ja
Nee

Slide 5 - Poll

Ik heb oefenvragen gemaakt in de digitale lesmethode of eindexamensite
Ja
Nee

Slide 6 - Poll

Start
Waar/niet waar vragen
Meerkeuze vragen
Open vragen
Succes!

Slide 7 - Slide

Welk bloedonderdeel vervoert zuurstof?
A
Bloedplasma
B
Rode bloedcellen
C
Witte bloedcellen
D
Bloedplaatjes

Slide 8 - Quiz

Welke bloedonderdeel zorgt voor de afbraak van ziekteverwekkers?
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Hemoglobine
D
Bloedplaatjes

Slide 9 - Quiz

Wat is fibrine?
A
Dood weefsel
B
Rode bloedcellen
C
Een soort wondmateriaal
D
Stollingseiwit

Slide 10 - Quiz


Welke bloeddeeltjes bevatten een stof die fibrinogeen omzet in fibrinedraden? 
A
Fribriogeen
B
Witte-bloedcel
C
Rode-bloedcel
D
Bloedplaatjes

Slide 11 - Quiz

Wat gebeurt er in de lever?
De lever....
A
breekt eiwit, alcohol en rode bloedcelen af
B
Slaat vitamine (A en D) en glycogeen op
C
Maakt gal en cholesterol
D
A, B en C zijn juist

Slide 12 - Quiz

Wat is de kleine bloedsomloop
A
Longen-hart-longen
B
hart-hele lichaam-hart
C
Longen-lichaam-hart
D
Hart-longen-hart

Slide 13 - Quiz

Welke letter voert bloed uit de lever af? (leverader)
A
Q
B
R
C
S
D
Deze is niet getekend

Slide 14 - Quiz


Wat is de aorta?
A
2
B
1
C
3
D
7

Slide 15 - Quiz

De aorta is een grote slagader. Van welke bloedsomloop maakt de aorta deel uit?
A
Kleine bloedsomloop
B
Grote bloedsomloop

Slide 16 - Quiz

De aorta vervoert?
A
Zuurstofrijk bloed
B
Zuurstofarm bloed

Slide 17 - Quiz

Vergelijk de aorta met de longslagader.

De bloeddruk in de aorta is .......... de bloeddruk in de longslagader
A
gelijk aan
B
hoger dan
C
lager dan

Slide 18 - Quiz

In de de grote bloedsomloop is het de bedoeling om..
A
koolstofdioxide op te nemen en zuurstof af te geven aan de lucht
B
zuurstof op te nemen uit de lucht en koolstofdioxide af te geven
C
beide antwoorden zijn goed
D
beide antwoorden zijn niet goed

Slide 19 - Quiz

Wat is GEEN onderdeel van de grote bloedsomloop?
A
Aorta
B
Longen
C
Hart
D
Bovenste holle ader

Slide 20 - Quiz

Op de röntgenfoto zijn bloedvaten van het hart te zien. De pijl wijst naar een vernauwing in een van de bloedvaten. Dit bloedvat is een aftakking van de aorta en vervoert zuurstofrijk bloed naar de hartspier. Hoe heet dit bloedvat?

A
Holle ader
B
Aorta
C
Kransader
D
Kransslagader

Slide 21 - Quiz

In de afbeelding zie je een hart. In deze situatie stroomt bloed vanuit de holle aders en longaders naar de boezems en gedeeltelijk al door naar de kamers.
Welk moment van een hartslag zie je in de afbeelding?
A
De boezems trekken samen
B
De hartpauze
C
De kamers trekken samen

Slide 22 - Quiz

Het bloed stroomt door naar de kamer. Hoe heet deze klep tussen boezem en kamer?
A
Linker hartkleppen
B
Rechter hartkleppen
C
Halvemaanvormige kleppen

Slide 23 - Quiz

Waar zitten de kamers in het hart?
A
1 en 3
B
2 en 4
C
1 en 2
D
3 en 4

Slide 24 - Quiz

Wat komt er na het samentrekken van de kamers?
A
Het samentrekken van de boezems
B
Niks
C
Hartpauze
D
De aorta pompt bloed in de holle ader

Slide 25 - Quiz

In de grafiek is de hoeveelheid bloed in de kamers zichtbaar gemaakt. In welke fase trekken de kamers zich samen?
A
Fase 1
B
Fase 2

Slide 26 - Quiz

Wat is de functie van hartkleppen?

Slide 27 - Open question

Rauw vlees, vooral van kippen en varkens, kan besmet zijn met ziekteverwekkende bacteriën zoals Salmonella en Campylobacter. Als deze bacteriën in het verteringskanaal terechtkomen, kunnen ze onder andere diarree veroorzaken. Bij diarree is de ontlasting dun en waterig doordat de onverteerde resten niet genoeg zijn ingedikt.
Hoe heet het deel van het verteringskanaal waarin onverteerde resten worden ingedikt?

Slide 28 - Open question

Wat is trombose?

Slide 29 - Open question

Tuberculose ontstaat door het tuberculosevirus.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quiz

Antibiotica werkt tegen:
A
Ziekteverwekkers
B
Virussen
C
Bacteriën
D
Schimmels

Slide 31 - Quiz

Bij bloedonderzoek van een zwangere vrouw wordt het hemoglobinegehalte (Hb) bepaald.
In welke bloeddeeltjes bevindt het hemoglobine zich?
A
In de bloedplaatjes
B
In de witte bloedcellen
C
In de rode bloedcellen
D
In de leukocyten

Slide 32 - Quiz

Sadet krijgt van de arts antibiotica. Waarom krijgt Sadet antibiotica toegediend?
A
Om de tetanusbacteriën te bestrijden
B
Om de vorming van antistoffen te bevorderen
C
Om het tetanusgif onschadelijk te maken

Slide 33 - Quiz

Bij een nierbekkenontsteking is de wand van een nierbekken ontstoken. Dit kan worden veroorzaakt door bacteriën die via de urinewegen van buiten in het lichaam zijn gekomen. Door welke vier delen zijn deze bacteriën achtereenvolgens gegaan?
Urineleider
Urinebuis
Urineblaas
Nierbekken

Slide 34 - Drag question

Opslag in huid
Uitscheiding via nieren
Opname voedingsstof
Opname zuurstof
Uitscheiding Koolstofdioxide
Opslag in spieren
Uitscheiding via de lever
Opslag in geel beenmerg
Opslag in lever

Slide 35 - Drag question

Verbind de juiste namen bij de onderdelen van de nier.
Nierschors
Urineleider
Nierslagader
Nierbekken
Nierader
Niermerg

Slide 36 - Drag question

Welke onderdelen vallen onder het inwendige milieu? En welke onder het uitwendige milieu? Sleep naar het juiste vak!
Inwendig milieu
Uitwendig milieu
In de mond
In het bloed
In de blaas
In de darmen
In de lever

Slide 37 - Drag question

Welke stoffen gaan er in deze uitscheidingsorganen het bloed uit?
Longen
Lever
Nieren
Huid
water en koolstofdioxide
alcohol en kleurstoffen
water, zouten en vitaminen
water en zouten

Slide 38 - Drag question

Water, koolstofdioxide
Kleurstoffen, resten van medicijnen, alcohol
Water, zouten en kleurstoffen
Zouten en water

Slide 39 - Drag question