2 KGT Periode 4

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 2

Fictie: leesboek

1. Waar heb jij op gelet toen je dit boek koos? Denk hierbij aan de omslag/kaft, de flaptekst op de achterkant en de auteur. Leg je antwoord uit.

 

2. Is het boek fictie of non-fictie? Leg je antwoord uit. 

Periode 4  werkboek B

1. Spreekbeurt of filmpje ( 19/5) - Interview ( ingeleverd?)

2. Leestoets H4.3

3. Woordtoets 4.5

4.  Grammatica ( 2.7 & 4.7 en spellingtoets ( 4.8 & 5.8)

H4.3 Lezen blz. 24

IN DEZE PARAGRAAF HERHAAL JE:

• de tekstdoelen herkennen;

• de kernzin van een alinea aanwijzen.

IN DEZE PARAGRAAF LEER JE:

• tekstsoorten herkennen;

• over beeld en opmaak in een tekst;

• wat het leespubliek van een tekst is

H4.3 Wat heb je al geleerd?

Lees de leertekst  Tekstsoorten blz. 25     

• Welke 4 tekstdoelen zijn er?
• Wat zijn tekstsoorten. Welke zijn er?
• Kan een tekst meerdere tekstdoelen hebben?

Lees de leertekst  Beeld en opmaak blz. 27

• Wat hoort bij Beeld en opmaak van een tekst?
• Een ander woord voor beeld en opmaak?
• Wat houdt een huisstijl in?

H4.3

Lees de leertekst leespubliek blz. 29 en 30

Maak opdracht:

8 a,b,c,d

9 a,b,c

10 a,b,c

11 a,b,c,d

H4.3

Lees de leertekst kernzin en toelichting blz. 32

Maak opdracht:

12 a,b

13 a,b,c

14 a,b,c

15 a,b

16 a,b

Fictie: leesboek

1. Waar heb jij op gelet toen je dit boek koos? Denk hierbij aan de omslag/kaft, de flaptekst op de achterkant en de auteur. Leg je antwoord uit.

2. Is het boek fictie of non-fictie? Leg je antwoord uit. 

3. Waar speelt het verhaal zich vooral af?

4. In welke tijd speelt het verhaal zich af?

5.Is het verhaal in chronologische volgorde geschreven?

H4.3 De leestaak blz. 35

leerteksten nog eens oefenen

Tekstsoorten

Beeld en opmaak

leespubliek

Alinea: kernzin en toelichting

 

Opdracht 19

Opdracht 20

Opdracht 21, 22, 23, 24

H4.3 Wat heb je al geleerd?

Lees de leertekst  Tekstsoorten blz. 25     

• Welke 4 tekstdoelen zijn er?
• Wat zijn tekstsoorten. Welke zijn er?
• Kan een tekst meerdere tekstdoelen hebben?

Lees de leertekst  Beeld en opmaak blz. 27

• Wat hoort bij Beeld en opmaak van een tekst?
• Een ander woord voor beeld en opmaak?
• Wat houdt een huisstijl in?

H4.3 Wat heb je al geleerd?

Lees de leertekst leespubliek blz. 29 en 30

• Wat is het leespubliek?
• Hoe kom je te weten voor welk leespubliek een tekst is bedoeld?

Lees de leertekst kernzin en toelichting blz. 32

• Uit welke twee delen bestaat een alinea?
• Wat is een kernzin?
• Hoe vind je de kernzin?

Wat gaan we vandaag doen?

• Lezen
• Vragen beantwoorden over filmpje/presentatie
• Vragen corrigeren versie-B toets

H4.3 leestoets 

maandag 23 mei

Oefentoets

Tekstsoorten blz. 25

Beeld en opmaak blz. 27

Leespubliek blz. 29 en 30

Kernzin en toelichting blz. 32

Fictietoets

• Waar let je op wanneer je een boek kiest?   de omslag/kaft, de flaptekst 
• Is het boek fictie of non-fictie? 
• Vertel iets over het karakter van de personages in het boek.
  
• Waar speelt het verhaal zich vooral af?
  
• In welke tijd speelt het verhaal zich af?
• Is het verhaal in chronologische volgorde geschreven.
  
• Wat zorgt voor spanning in het verhaal? - spanningsvraag.
• Eindigen de hoofdstukken of het verhaal met een cliffhanger?
• Wat is het onderwerp van het boek?
• Geef een korte samenvatting van het verhaal. 
  
• Je mening / kies drie beoordelingswoorden die jij het best vindt passen bij het boek.