Stap 3: Zet nu zoveel mogelijk woorden waarvan jij denkt dat die bij elkaar horen vóór de persoonsvorm. Als de zin goed 'loopt' dan vormen deze woorden een zinsdeel. De gevonden zinsdelen geven antwoord op een vraag. (wie-wat-waar-hoe laat enz.)
Let op: alle woorden vóór de pv vormen een zinsdeel!
De leerlingen / hebben / grammatica tijdens de Nederlandse les / geleerd /.
dus 'De leerlingen' is een zinsdeel -
geeft antwoord op de vraag: Wie?