PIE: Wet van Ohm 1

Elektrische weerstand
Elektrische weerstand 
1 / 27
next
Slide 1: Slide
Produceren, Installeren en EnergieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Elektrische weerstand
Elektrische weerstand 

Slide 1 - Slide

Weerstand
Allerlei stoffen zoals in de afbeelding hiernaast remmen de elektronen maar een beetje af. 
Ze bieden een beetje weerstand tegen de beweging van de elektronen. 
Deze stoffen worden weerstanden genoemd.
Hoeveel de elektronen worden tegenhouden noemen we elektrische weerstand.
Weerstand is hoe makkelijk of hoe moeilijk de elektronen door een materiaal heen bewegen.

Slide 2 - Slide

Filmpje weerstand

Slide 3 - Slide

Wet van Ohm
De elektrische stroomsterkte hangt af van twee dingen:
  • de spanning 
  • de weerstand. 

Spanning kun je vergelijken met de kracht waarmee de elektrische deeltjes vooruit geduwd worden. 

Hoe hoger de spanning, hoe groter de stroomsterkte. 

Hoe groter de weerstand, hoe lager de stroomsterkte. 

Slide 4 - Slide

De eenheid van stroomsterkte is:
A
Volt
B
Watt
C
Ampère
D
Ohm

Slide 5 - Quiz

Als de weerstand groter wordt, wordt de stroom...?
A
kleiner
B
Groter
C
blijft gelijk

Slide 6 - Quiz

Hoe hoger de spanning, hoe groter de .....?
A
Spanning
B
Stroomsterkte
C
Weerstand

Slide 7 - Quiz

R is het symbool voor?
A
Stroomsterkte
B
Spanning
C
Weerstand
D
Vermogen

Slide 8 - Quiz

Filmpje Wet van Ohm

Slide 9 - Slide

Wet van Ohm

Slide 10 - Slide

Wat is de spanning over de weerstand?

Slide 11 - Slide

I is het symbool voor?
A
Stroomsterkte
B
Spanning
C
Weerstand
D
Vermogen

Slide 12 - Quiz

Wat is het symbool voor spanning?
A
P
B
U
C
I
D
t

Slide 13 - Quiz

De eenheid van spanning is:
A
Volt
B
Watt
C
Ampère
D
Ohm

Slide 14 - Quiz

Spanning is 230 Volt en de stroom is 10 Ampere.
Wat is de weerstand van het apparaat?
A
2,3 ohm
B
2300 ohm
C
23 ohm
D
0,04 ohm

Slide 15 - Quiz

Wat is de wet van Ohm
A
R = I : U
B
R = U : I
C
R = U x I
D
R = P : I

Slide 16 - Quiz

Een tostiapparaat werkt op een spanning van 230V.
De stroomsterkte is 6,5A.
Wat is de weerstand van het tostiapparaat?
Laat het antwoord met een berekening zien.

Slide 17 - Open question

Een tosti apparaat werkt op een spanning van 230V.
De stroomsterkte is 6,5A.
Wat is de weerstand van het tostiapparaat?
Laat het antwoord met een berekening zien.


gegeven: U = 230V, I = 6A
Formule: R = U : I                      
berekening: R = 230 : 6,5 = 35,4              
Antwoord: R =  35,4 Ω            
gevraagd: R                       

Slide 18 - Slide

Een accuboormachine werkt op een spanning van 12V. De stroom door de machine is 6,5A
Wat is de weerstand van de boormachine?
Laat het antwoord met een berekening zien.

Slide 19 - Open question

Een oven werkt op 230V.
De stroom door de oven is 8,7A.
Wat is de weerstand van de oven?
Laat het antwoord met een berekening zien.

Slide 20 - Open question

U
I
R
Stroom
Spanning
Weerstand
Volt
Ampere
Ohm

Slide 21 - Drag question

De eenheid van stroomsterkte is:
A
Volt
B
Watt
C
Ampère
D
Ohm

Slide 22 - Quiz

Wat is de wet van Ohm
A
R = I/U
B
R = U/I
C
R = U.I
D
R = P/I

Slide 23 - Quiz

R is het symbool voor?
A
Stroom sterkte
B
Spanning
C
Weerstand
D
Vermogen

Slide 24 - Quiz

I is het symbool voor?
A
Stroom sterkte
B
Spanning
C
Weerstand
D
Vermogen

Slide 25 - Quiz

Wat is het symbool voor spanning?
A
P
B
U
C
I
D
t

Slide 26 - Quiz

Bereken de weerstand van een apparaat
als er 0,06 A door loopt bij een spanning van 36 V?

Slide 27 - Open question