This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Wat is de goede wet van Ohm?
A
R = I : U
B
R = U : I
C
R = U x I
D
R = P : I
Slide 1 - Quiz
De eenheid van stroomsterkte is:
A
Volt
B
Watt
C
Ampère
D
Ohm
Slide 2 - Quiz
I is het symbool voor?
A
Stroom sterkte
B
Spanning
C
Weerstand
D
Vermogen
Slide 3 - Quiz
Wat is het symbool voor spanning?
A
P
B
U
C
I
D
t
Slide 4 - Quiz
De eenheid van spanning is:
A
Volt
B
Watt
C
Ampère
D
Ohm
Slide 5 - Quiz
Spanning (U) = 12V Stroom sterkte (I) = 2 A Wat is de weerstand
A
R= U x I
R= 12V x 2 A
R= 24 ohm
B
R= I : U
R = 2A : 12V
R = 0,5 ohm
C
I = U / R
I= 12V : 2 ohm
I= 6A
D
R = U : I
R= 12V : 2A
R=6 ohm
Slide 6 - Quiz
Spanning is 230 Volt en de stroom is 1,2 Ampere. Wat is de weerstand van het apparaat?
A
19,2 ohm
B
230 ohm
C
191,7 ohm
D
1917 ohm
Slide 7 - Quiz
Een vaatwasser werkt op 230V. De weerstand van de vaatwasser is 140 Ohm Hoeveel stroom loopt er door de vaatwasser. Laat het antwoord met een berekening zien.
Slide 8 - Open question
Een strijkijzer werkt op een spanning van 230V. De stroomsterkte is 6,5A. Wat is de weerstand van het strijkijzer? Laat het antwoord met een berekening zien met de 5 stappen zoals met natuurkunde.
Slide 9 - Open question
Over een motor wordt een spanning van 12 V gemeten. De stroomsterkte is 25 mA. Wat is de weerstand van de motor? Laat het antwoord met een berekening zien met de 5 stappen zoals met natuurkunde.