Ch.1, gramm H en meer voor klas 1ha

1 / 25
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
1. Ik ken de persoonlijke voornaamwoorden in het Frans.
2. Ik kan het werkwoord "hebben" in het Frans vervoegen.

Slide 2 - Slide




HERHALEN, HERHALEN, HERHALEN, HERHALEN, HERHALEN
Daarom eerst even herhalen met wat jullie al geleerd hebben............................................

Slide 3 - Slide

La météo: sleep het juiste weer naar het juiste plaatje.
Il fait mauvais
Il fait chaud
Il fait froid
Il fait 22 degrés

il fait beau

Slide 4 - Drag question

un livre
un prof
un stylo
un sac
Une porte
Les cahiers

Slide 5 - Drag question

Het lidwoord: Sleep de juiste beschrijvingen naar de juiste lidwoorden
LA
LES
LE
L'
Mannelijke woorden

Woorden met een stomme h/klinker
(ex ... huile)
Woorden in het meervoud 
(ex. ... tomates)
vrouwelijke
woorden

Slide 6 - Drag question

Welk lidwoord hoort bij een Frans mannelijk zelfstandige naamwoord ?  
Welk lidwoord hoort bij een vrouwelijk Frans zelfstandig naamwoord?
LE
LA
UNE
UN

Slide 7 - Drag question

Vorige les: welke woorden weet je nog? Welke moest je leren voor de SO?

Slide 8 - Mind map

1. Ik ken de persoonlijke voornaamwoorden in het Frans.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Leer ze uit je hoofd!

Slide 11 - Slide

tu
il
elle
nous
ils
je
vous
on
elles
zij (enk)
zij (v, mv)
ik
jullie
hij
wij/men
zij (m, mv)
jij
wij
u

Slide 12 - Drag question

Wat is het persoonlijk voornaamwoord in de zin:

"Wij gaan naar het zwembad."

Slide 13 - Open question

Wat is het persoonlijk voornaamwoord in de zin:

"Zij gaan een nieuwe auto kopen."

Slide 14 - Open question

Wat is het persoonlijk voornaamwoord in de zin:

"Elle parle français."

Slide 15 - Open question

ik
jij
hij
zij
men/we
wij
jullie/u
zij(m)
zij (v)
Les pronoms personnels
- persoonlijk voornaamwoorden.
Je
Elles
Nous
il
Tu
Elle
Vous
ils
On

Slide 16 - Drag question

jij =
A
je
B
tu
C
il
D
elle

Slide 17 - Quiz

jullie =
A
ils
B
vous
C
nous
D
elle

Slide 18 - Quiz

on =
A
ik
B
jij
C
wij
D
zij

Slide 19 - Quiz

2. Ik kan het werkwoord "hebben" vervoegen in het Frans.

Slide 20 - Slide

AVOIR ( = hebben)
AVOIR 
Noteer in je Cahier des Verbes (werkwoordenschrift)

Slide 21 - Slide

Wat betekent deze zin in het Nederlands?

"Nous avons une grande famille."

Slide 22 - Open question

j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
avoir (hebben)
Combineer de juiste vorm van avoir met het goede persoonlijk voornaamwoord
ai
as
a
avons
avez
ont

Slide 23 - Drag question

Vertaal naar het Frans:

Jij hebt een boek.

Slide 24 - Open question

Au travail!= Aan het werk!
1. Fais l'exercice 31 f + 32 , dans ton livre
Attention! --> Ik ben 13 jaar = J'ai 13 ans.


2. Apprends pour le test de 15 octobre:
Slimstampen avec vocabulaire et grammaire, chapitre 1

Slide 25 - Slide