Ontdek de Basis: Zinsopbouw en Woordvolgorde

Ontdek de Basis: Zinsopbouw en Woordvolgorde
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Ontdek de Basis: Zinsopbouw en Woordvolgorde

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Aan het eind van de les kun je de persoonsvorm, onderwerp, woordvolgorde, meervoud en enkelvoud in zinnen herkennen en begrijpen.

Slide 2 - Slide

Wat zijn Werkwoorden?
Werkwoorden zijn actiewoorden. Ze geven aan wat er gebeurt in een zin. Bijvoorbeeld: lopen, eten, spelen.

Slide 3 - Slide

Persoonsvorm en Onderwerp
De persoonsvorm is het werkwoord dat aangeeft in welke tijd de zin staat. 

Het onderwerp is het mens, dier of ding dat iets doet.

Slide 4 - Slide

Onvoltooid Tegenwoordige Tijd (o.t.t.)
In de tegenwoordige tijd gebeurt iets nu. 

Bijvoorbeeld: 
Ik loop naar school. 

De persoonsvorm eindigt op -t, -dt of -en.

Slide 5 - Slide

Onvoltooid Verleden Tijd (o.v.t.)
In de verleden tijd gebeurde iets in het verleden. 

Bijvoorbeeld: 
Ik liep naar school. 

De persoonsvorm krijgt een verleden tijd vorm.

Slide 6 - Slide

Voltooid Toekomende Tijd (v.t.t.)
In de toekomende tijd gebeurt iets in de toekomst. 

Bijvoorbeeld: 
Ik zal naar school lopen. 

De persoonsvorm wordt voorafgegaan door 'zal' of 'zullen'.

Slide 7 - Slide

Voltooid Verleden Tijd (v.v.t.)
In de voltooid verleden tijd is een handeling afgerond vóór het moment van spreken. 

Bijvoorbeeld: 
Ik ben naar school gelopen. 

De persoonsvorm wordt gevormd met 'heb' of 'zijn'.

Slide 8 - Slide

Woordvolgorde in zinnen
In het Nederlands is de standaardwoordvolgorde onderwerp-persoonsvorm-rest van de zin.

Slide 9 - Slide

Meervoud en enkelvoud
Meervoud betekent dat er meer dan één van iets is, enkelvoud betekent dat er slechts één is.

Slide 10 - Slide

Wat gebeurt er met het onderwerp?
Het onderwerp bepaalt de vorm van de persoonsvorm in de zin.

Slide 11 - Slide

Wat gebeurt er met de persoonsvorm?
De persoonsvorm verandert afhankelijk van het onderwerp en de tijd van de zin.

Slide 12 - Slide

Vraag 1
Wat is de functie van de persoonsvorm in een zin?

Slide 13 - Slide

Functie Persoonsvorm
De persoonsvorm in een zin heeft als belangrijkste functie om aan te geven in welke tijd de handeling of de toestand van het onderwerp plaatsvindt. Het is het werkwoord in de zin dat vaak verandert om de tijd van de actie of de toestand aan te geven, zoals tegenwoordige tijd, verleden tijd of toekomende tijd.

Slide 14 - Slide

Vraag 2
Kun je een voorbeeld geven van een onderwerp in enkelvoud  in een zin? (Moeilijke vraag!)

Slide 15 - Slide

Een voorbeeld van een zin met 
het  onderwerp in het  enkelvoud.


De kat slaapt op de vensterbank.

In deze zin is "de kat" het enkelvoudige onderwerp. De persoonsvorm die overeenkomt met dit enkelvoudige onderwerp is "slaapt."

Slide 16 - Slide

Vraag 3
Hoe beïnvloedt het onderwerp de persoonsvorm in een zin?

Slide 17 - Slide

Vraag 4
Wat gebeurt er met de woordvolgorde als het onderwerp meervoud is?

Slide 18 - Slide

Vraag 5
Waarom is het belangrijk om de juiste persoonsvorm te kiezen in een zin?

Slide 19 - Slide