What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Formuleren 3: Verwijzen met die, deze, dit en dat
Je leert door middel van signaalwoorden verbanden te leggen.
Je leert op de juiste manier te verwijzen met die, deze, dit en dat.
Uitleg
Nederlands
FB blz 234-235
opdracht 1 t/m 4
Hebben we alle doelen behaald?
opdracht 1 t/m 4
1 / 19
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 1
This lesson contains
19 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Je leert door middel van signaalwoorden verbanden te leggen.
Je leert op de juiste manier te verwijzen met die, deze, dit en dat.
Uitleg
Nederlands
FB blz 234-235
opdracht 1 t/m 4
Hebben we alle doelen behaald?
opdracht 1 t/m 4
Slide 1 - Slide
Leerdoel vorige les
Je leert door middel van signaalwoorden verbanden te leggen.
Slide 2 - Slide
Leerdoel deze les
Je leert op de juiste manier te verwijzen met die, deze, dit en dat.
Slide 3 - Slide
Instructie
Je kan verwijzen naar woorden door middel van
verwijswoorden
:
die
,
deze
,
dit
en
dat
.
Welk verwijswoord je gebruikt is afhankelijk van het
woordgeslacht
.
Slide 4 - Slide
Instructie
Alle woorden hebben een
woordgeslacht
. In het Nederlands kennen wij drie woordgeslachten:
mannelijk of vrouwelijk: de-woorden.
onzijdig: het-woorden
Slide 5 - Slide
Instructie
Slide 6 - Slide
Instructie
Lees nu het theorieblok op bladzijde 234. Je hebt hier 2 minuten voor.
Hierna komt een quiz waarin je de juiste verwijswoorden moet gebruiken.
timer
2:00
Slide 7 - Slide
Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?
de aanvoerder
A
deze aanvoerder
B
dit aanvoerder
Slide 8 - Quiz
Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?
de conclusie
A
deze conclusie
B
dit conclusie
Slide 9 - Quiz
Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?
het experiment
A
deze experiment
B
dit experiment
Slide 10 - Quiz
Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?
het publiek
A
deze publiek
B
dit publiek
Slide 11 - Quiz
Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?
de relatie
A
deze relatie
B
dit relatie
Slide 12 - Quiz
Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?
het tekort
A
deze tekort
B
dit tekort
Slide 13 - Quiz
Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?
de tentoonstelling
A
deze tentoonstelling
B
dit tentoonstelling
Slide 14 - Quiz
Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?
het voorwerp
A
deze voorwerp
B
dit voorwerp
Slide 15 - Quiz
Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?
de fakkel
A
dat fakkel
B
die fakkel
Slide 16 - Quiz
Waar wordt het goede verwijswoord gebruikt?
het glazuur
A
dat glazuur
B
die glazuur
Slide 17 - Quiz
Vragen over de lesstof? :-)
Slide 18 - Slide
Aan de slag:
FB blz 234-235
Maak nu opdracht
: 1 t/m 4
De eerste 15 minuten in stilte
Klaar?
Overleg
Huiswerk:
afmaken 1 t/m 4
Slide 19 - Slide
More lessons like this
Formuleren H3
February 2023
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Formuleren
January 2022
- Lesson with
13 slides
Formuleren H 3
February 2023
- Lesson with
12 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Verwijzen naar de- en het-woorden
March 2024
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Formuleren H2 (donderdag les 1)
October 2020
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
§ 3-Verwijzen met deze, die, dit en dat
January 2023
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Formuleren paragraaf 3 verwijswoorden
May 2023
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
§3 - Verwijzen met deze, die, dit en dat
May 2024
- Lesson with
11 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1