Dag 8

Thema 4 - eten - dag 8
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Thema 4 - eten - dag 8

Slide 1 - Slide

de soep
  • water met vlees of groente
  • de soep - de soepen
  • zin: Ik maak soep.
  • zin: Er zit een vlieg in mijn soep.
50

Slide 2 - Slide

de soort
  • verzameling mensen of dingen met dezelfde kenmerken
  • de soort - de soorten
  • zin: Een oliebol is een soort koek. 
  • zin: Een soort vis. 
51

Slide 3 - Slide

sporten
  • lichamelijk actief zijn
  • werkwoord  sport/sport/sporten
  • zin: Ik sport elke woensdag.
  • zin: Sporten doe je vaak met anderen. 
52

Slide 4 - Slide

de thee
  • warme drank die je maakt van gedroogde blaadjes van planten
  • de thee - de theeën
  • zin: Ik maak thee met een theezakje en heet water. 
53

Slide 5 - Slide

uitleggen
  • vertellen hoe iets moet of werkt
  • vertellen zodat iemand iets gaat begrijpen
  • werkwoord -  leg/legt/leggen uit 
  • zin: De docent legt het woord uit .
54

Slide 6 - Slide

het vlees
  • het zachte deel van het lichaam tussen de huid en de botten
  • zin: Ik eet geen vlees, maar wel vis. 
55

Slide 7 - Slide

de vork
  • een voorwerp waarmee je in eten prikt 
  • de vork - de vorken
  • zin: Ik eet mijn maaltijd met een vork. 
56

Slide 8 - Slide

Waar lees je de betekenis van het woord: de soort
51
A
Een lijst met eten in een restaurant.
B
De maaltijd in de ochtend.
C
Iets wat langzaam gaat.
D
Een verzameling mensen of dingen met hetzelfde kenmerk.

Slide 9 - Quiz

Zoek een foto van de soep die jij lekker vindt.
50

Slide 10 - Open question

Maak een zin met het woord: sporten (minimaal 4 woorden )
- Let op de goede volgorde: persoonswoord - werkwoord - de rest van de zin
- gebruik een hoofdletter en een punt
een persoonswoord
een werkwoord (goede vorm!)
een voegwoord

52

Slide 11 - Open question

Een warme drank die je maakt van gedroogde blaadjes van planten.

Welk woord bedoel ik?
53
A
de melk
B
de thee
C
de koffie
D
de chocolademelk

Slide 12 - Quiz

Bij welke foto zie jij iemand die iets uitlegt?

(Er zijn meer goede antwoorden)
54
A
B
C
D

Slide 13 - Quiz

Vul aan:
Vlees dat je kunt eten is van ....................
55
A
varken
B
kip
C
vis
D
rund

Slide 14 - Quiz

Een maaltijd eet je met bestek.
Bestek bestaat uit de lepel, het mes en de .........
56
A
beker
B
bord
C
kopje
D
vork

Slide 15 - Quiz