Literatuur 15 huilbaby

Literatuur 15 huilbaby
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Literatuur 15 huilbaby

Slide 1 - Slide

Programma
-Herhalen literatuuranalyse
10 min
-Huilbaby
15 min
-Zelfstandig werken


35 min


Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je kent begrippen uit de narratologie en weet wat hun functie is;
  • Je kan deze verteltechnieken herkennen in een complex psychologisch verhaal;
  • Je kan uitleggen wat de functie en het effect van deze verteltechnieken zijn en een oordeel geven over iemands vertelkunst;
  • Je kan gedrag van mensen analyseren, bespreken en verwerken in een verhalende fantasietekst. 

Slide 3 - Slide

Waar let je op bij literatuuranalyse?

Slide 4 - Mind map

Wat beschrijf je als je het plot beschrijft?

Slide 5 - Mind map

Wat beschrijf je als je de verhaalstructuur beschrijft?

Slide 6 - Mind map

Vertellen van verhalen

Hoofdpersonen --> complete karakters, maken complete ontwikkeling door.
Bijfiguren --> hebben een dienende rol, worden nauwelijks uitgewerkt. 
Expliciete karakterisering --> verteller geeft direct informatie over het karakter. 
Impliciete karakterisering --> de lezer ontdekt zelf het karakter van het personage. 
Plot --> de gebeurtenissen in een verhaal.
Verhaalstructuur --> structuur van een verhaal - vaak chronologisch en logisch. 
Terugblikken --> er wordt naar een gebeurtenis vooruitgekeken. 
Vooruitwijzing --> er wordt naar een gebeurtenis vooruit gewezen. 
Causaliteit --> logisch verband in oorzaak-gevolg. 
Verteltijd --> hoelang in zinnen erover gedaan wordt om een gebeurtenis te beschrijven. 
Vertelde tijd --> hoeveel tijd er in het boek voorbij gaat. 
Tijdsvertraging --> tijd oprekken om de spanning te behouden. 
Ruimte / setting --> waar het verhaal zich afspeelt. 

Slide 7 - Slide

Wat is het verschil in een enkelvoudig en meervoudig perspectief?

Slide 8 - Mind map

Sleep de perspectieven naar de juiste uitleg
Het verhaal is in de ik-vorm geschreven
Het verhaal is in de hij- of zij-vorm geschreven.
Het perspectief ligt het ene hoofdstuk bij die persoon en het volgende hoofdstuk bij iemand anders.
Wisselend perspectief
Ik-perspectief
Hij/zij-perspectief

Slide 9 - Drag question

Ik-perspectief 
Hij/zij-perspectief 
Alwetend perspectief 
Wisselend perspectief 
Je weet niet wie het verhaal vertelt, het verhaal is in de hij/zij-vorm geschreven. 
Meerdere personen krijgen het woord. Verteller is onderdeel van het verhaal. 
De verteller staat boven het verhaal, hij doet niet mee. Je leest de beleving vanuit meerdere personages. 
Je leest mee vanuit de hoofdpersoon. Je leest over zijn/haar gedachten en gevoelens. 

Slide 10 - Drag question

ik-perspectief
personaal perspectief
auctoriaal perspectief
Hij liep naar de supermarkt en dacht aan wat hij ging eten.

Ik liep naar de supermarkt en dacht aan wat ik ging eten.

Hij liep naar de supermarkt, maar wist nog niet dat die vandaag gesloten was. 

Slide 11 - Drag question

Vertellen van verhalen
Ik-verteller --> je leest het verhaal vanuit een ik-persoon. 
Vertellend ik --> vertelt over de gebeurtenissen en personages. 
Belevend ik --> neemt zelf deel aan de gebeurtenissen. 
Onbetrouwbaar perspectief --> Ook wel belevend ik. 
Hij-zij-verteller = personale verteller --> niet merkbaar aanwezig en laat andere personages het woord doen. 
Enkelvoudig of meervoudig perspectief --> door hoeveel ogen lees je het verhaal. 
Alwetende / auctoriale verteller --> staat boven het verhaal en weet alles van alle personages. 
Neutraal perspectief --> de alwetende verteller geeft geen commentaar op de personages. 

Slide 12 - Slide

Toepassing
We lezen klassikaal huilbaby op blz 175-179.

De bespreking van dit verhaal eindigt met een vraag of je in de toekomst zou willen kunnen kijken. Zou jij voor even alwetend willen zijn? Licht je antwoord toe. 

 


Slide 13 - Slide

Oefeningen
Wie?
Zelfstandig.
Wat?
Literatuur paragraaf 15 huilbaby, opdracht 2-6 en 9-11.
Hoe?
Oefenboek blz 162-162.
Handboek blz 160-162 en 172-174.
Hulp?
Docent.
Tijd?
Tot 14:40.
Uitkomst?
Je beheerst de leerdoelen.
Klaar?
Opdrachten van gisteren.

Slide 14 - Slide

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Je kent begrippen uit de narratologie en weet wat hun functie is.
Je kan deze verteltechnieken herkennen in een complex psychologisch verhaal.
Je kan uitleggen wat de functie en het effect van deze verteltechnieken zijn en een oordeel geven over iemands vertelkunst.
Je kan gedrag van mensen analyseren, bespreken en verwerken in een verhalende fantasietekst. 

Slide 15 - Drag question