Back to school Quiz, 2e jaars AA

Back to School Quiz!
2e jaars Apothekersassisstent
1 / 26
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Back to School Quiz!
2e jaars Apothekersassisstent

Slide 1 - Slide

Teams


Ga aan tafel zitten met je klasgenoten met de matchende kaartjes. 
Kies 1 teamleider. Deze logt in op Lesson up. 
Kies een team naam. 

Slide 2 - Slide

We gaan beginnen!!
Let allemaal goed op. 
Na de quiz krijgen jullie nog een bonus vraag over de quiz!
De winnaars krijgen een zak geld!

Slide 3 - Slide

Op welke datum zijn jullie voor de zomervakantie met Novafit gaan surfen?
A
24 juli
B
28 juli
C
1 augustus
D
8 augustus

Slide 4 - Quiz

Hoeveel uren stage gaan jullie dit jaar lopen in de apotheek??
A

Slide 5 - Quiz

Wat betekent het als een geneesmiddel een systemische werking heeft?
A
Het werkt op de plek zelf.
B
Het geneesmiddel heeft een natuurlijke werking
C
Het geneesmiddel is alleen op recept verkrijgbaar.
D
Het geneesmiddel gaat via de bloedsomloop

Slide 6 - Quiz

Wie van jullie woont in Haarlem?
A
Taragy
B
Doua
C
Yara
D
Azad

Slide 7 - Quiz

Wat is waar over rhinoguttae?
A
Zijn na openen 1 maand houdbaar
B
Werken altijd lokaal
C
Dit zijn neusdruppels
D
Worden in het oor aangebracht

Slide 8 - Quiz

Wat is een spécialité geneesmiddel?
A
Merkgeneesmiddel
B
Merkloos geneesmiddel onder stofnaam
C
Een geneesmiddel uit het buitenland
D
Een speciaal bestelt geneesmiddel voor een specifieke patiënt

Slide 9 - Quiz

Hoe heet de opleidingmanager van onze opleiding Assistent Gezondheid zorg?
A
Chantal Luntz-Fleers
B
Mieke Jacobse
C
Dirk Jan Leek
D
Helen Küp

Slide 10 - Quiz

Wanneer beginnen jullie weer bij jullie stage apotheek?
A

Slide 11 - Quiz

dispertablet
zuigtablet
oordruppels
Infuus
zalf
Ovule
transdermaal pleister
dosisaerosol
tablet MVA
Oculoguttae
Systemische werking
Lokale werking

Slide 12 - Drag question

Wat betekend B.D.D?
A
Buiten bereik van kinderen houden
B
twee maal per dag
C
in linker en rechter oor
D
drie maal per dag

Slide 13 - Quiz

Waar ben ik dit jaar op vakantie geweest?
A
In de caravan naar Slovenië
B
In een air-bnb in Toscane
C
In een chalet in de Ardeche
D
In een all-inclusive hotel in Mallorca

Slide 14 - Quiz

Wat betekend een indicatie?
A
Een reden om een geneesmiddel te nemen
B
Een reden om een geneesmiddel niet te nemen
C
Een aandoening waarbij het geneesmiddel niet gebruikt kan worden
D
Een bijwerking van een geneesmiddel.

Slide 15 - Quiz

Oorzaak bestrijden
Verschijnselen bestrijden
Aanvullen of vervangen met geneesmiddel
Het voorkomen van een ziekte
kwaliteit van leven bevorderen
Causale behandeling
Symptomatische behandeling
Substitutietherapie
Preventieve behandeling
Palliatieve therapie

Slide 16 - Drag question

Welk getal staat hier?

XC
A
15
B
90
C
110
D
150

Slide 17 - Quiz

Wanneer begint de Herfstvakantie?

A

Slide 18 - Quiz

Wat betekend UR geneesmiddel?
A
Geneesmiddel moet op recept van arts
B
Geneesmiddel mag alleen in apotheek verkocht worden
C
Geneesmiddel mag in drogist verkocht worden
D
Geneesmiddel mag vrij verkocht worden.

Slide 19 - Quiz

Wat moet je doen als je ziek bent en niet op school of stage kan komen?
A
In je bed gaan liggen en uitzieken
B
Je afmelden op je stage adres
C
Je afmelden op stage/school en bij je SLB-er
D
Je ouders laten bellen naar school.

Slide 20 - Quiz

Wat is een NSAID?
A
analgetica
B
anti histaminica
C
dermacorticosteroïd
D
Sedativa

Slide 21 - Quiz

Wat is een hele belangrijke bijwerking van een NSAID?
A
Het reactievermogen wordt beïnvloed.
B
Maagklachten
C
Hoofdpijn en duizeligheid
D
Jeuk en huidklachten

Slide 22 - Quiz

Wat is een voordeel van het gebruik van zetpillen?
A
Het is gemakkelijk in gebruik
B
Het geneesmiddel gaat niet eerst langs de lever
C
Het kan bij alle geneesmiddelen worden toegepast
D
Kan bij diarree klachten worden gebruikt

Slide 23 - Quiz


Wie is er als eerste jarig in deze klas?
A
Khaled
B
Lotte
C
Amira
D
Lynn

Slide 24 - Quiz

Wat is het eerste keus middel bij voetschimmel voor een volwassene?
A
Terbinafine crème
B
Miconazol crème
C
Hydrocortison crème
D
Cetomacrogol crème

Slide 25 - Quiz

Laatste Bonus vraag!
Hoe vaak is het woord apotheek gebruikt in deze quiz??

Slide 26 - Open question