Spelling 10 oktober lastige leestekens en herh Engelse ww

Welkom in de les



Jas in kluisje of aan de kapstok boven
Telefoon in telefoontas
(Lees)boek, etui en aantekeningenschrift op tafel
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom in de les



Jas in kluisje of aan de kapstok boven
Telefoon in telefoontas
(Lees)boek, etui en aantekeningenschrift op tafel

Slide 1 - Slide

Programma deze week
Les 1: spelling

Les 2:  korte oefentoets spelling en laatste ronde Kahoot

Les 3: verder met grammatica

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
- Ik kan leestekens correct plaatsen: komma, dubbele punt, aanhalingstekens, puntkomma.
- Ik kan Engelse werkwoorden correct spellen.
- Ik kan koppeltekens en weglatingsstreepjes correct plaatsen.
- Ik kan meervouden en verkleinwoorden correct spellen. 


Slide 3 - Slide

Toetsstof spelling (3 november)
Leren uit je boek: (geel = behandeld)
Hf. 1: trema en apostrof + herhaling werkwoordsvormen
Hf. 2: met of zonder -n + herhaling lastige werkwoordsvormen
Hf. 3: getallen + werkwoordsvormen
Hf. 4: lastige werkwoordsvormen (onderdeel ‘woorden korter schrijven’ hoeft niet)
Hf. 5: lastige leestekens + herhaling Engelse werkwoorden
De Brug vanaf blz. 271: leestekens en hoofdletters, leenwoorden, koppelteken en weglatingsstreepje, tussenletters in samenstellingen, schema werkwoordspelling
Daarnaast: herhaling stof verkleinwoorden en meervoudsvormen, hoofdletters  (zie herhaling van de uitleg onder bronnen in Itslearning, map ‘spelling’).

Slide 4 - Slide

timer
10:00

Slide 5 - Slide

Aan het werk
Online maken (voor de vakantie al mee gestart)

Hoofdstuk vijf: lastige leestekens: opdracht 2 en 5.
Hoofdstuk vijf, herhalen (Engelse) werkwoorden: opdracht 7 en 10.
De Brug: opdracht 2, koppelteken en weglatingsstreepje.

Klaar? Kies je eigen route. Werkwoordspelling, trema? Kijk online of op Cambiumned. 

Slide 6 - Slide

Tussenstand Kahoot 3Hd na vierde ronde
Puntentelling: 3 punten voor plek 1, 2 punten voor plek 2, 1 punt voor plek 3.

VSL 7 punten (1x eerste plek, 2x tweede plek)
M.R. 6 punten (2x eerste plek)
Daan 3 punten (1x eerste plek)
Thijs 2 punten  (1x tweede plek) + Thijs 1 punt (zelfde?)
Ivo 2 punten (1x tweede plek)
Gniels gnowais 2 punten  (2x derde plek)
Brakkaboys 1 punt (1x derde plek)



Slide 7 - Slide

Tussenstand Kahoot 3He na vierde ronde
Puntentelling: 3 punten voor plek 1, 2 punten voor plek 2, 1 punt voor plek 3.

Ezra 5 punten (1x plek 2 en 1x plek 1)
Chelsey 4 punten (1x plek 1 en 1x plek 3)
Zoë/Kaew 3 punten (1x plek 1)
Renzo 3 punten (1x plek 1)
Jordi 3 punten (1x plek 2 en 1x plek 3)
Fiene/Lieke: 2 punten (1x plek 2)
Levy: 2 punten (1x plek 2)
Kian 1 punt (1x plek 3)
Daan: 1 punt (1x plek 3)


Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

(in)directe rede: opschrijven wat iemand zegt

Slide 10 - Slide

Voorbeelden

De moeder zei tegen Jaap: 'Ruim je spullen op.'


De moeder van Jaap zei dat hij zijn spullen op moest ruimen.



Slide 11 - Slide

De komma

Slide 12 - Slide

Wanneer gebruik je de komma?

1 Zet een komma tussen twee persoonsvormen.

Als jij nou je spullen verzamelt, pak ik vast de fietsen.


2 Gebruik een komma tussen bijvoeglijke naamwoorden die je kunt omruilen.

Dat is een grote, oude kast.


3 Zet een komma tussen delen van een opsomming (NIET voor en of of)

Zullen we vanavond pasta, rijst of aardappelen eten?


Slide 13 - Slide

Wanneer gebruik je de komma?

4 Zet een komma voor een voegwoord als want, maar, omdat, tenzij, etc.

Ik ga vroeg slapen, zodat ik morgen uitgerust ben.


5 Zet een komma na een naam, aanhef of uitroep aan het begin of einde van een zin.

Remco, let eens even op!


6 Zet een komma bij een pauze in de zin. Plus na woorden als echter, kortom en trouwens. 

Slide 14 - Slide

Haakjes en dubbele punt
Haakjes:

- Sophie (de pianist) speelde een prachtig stuk.


Slide 15 - Slide

Haakjes en dubbele punt
Dubbele punt:
Ik kom niet: ik ben moe. ( je kunt er 'want' of 'namelijk' voor in de plaats denken)

plaats en tijd
Datum: 3 oktober
 
opsomming
We zien veel onderweg: kastelen, bergen, kleine dorpen. 

Slide 16 - Slide

Engelse werkwoorden
Basisregel:
Je volgt zoveel mogelijk de Nederlandse regels. Alleen let je er wel op of de uitspraak dan nog klopt.
Bijvoorbeeld:
racen: stam = rac (- en). Dan krijg je: hij ract. Dat klinkt niet, dus is het
'ik race', de e komt dus bij de ik-vorm. Je gebruikt dus eigenlijk de Engelse ik-vorm.

Ik racete, ik heb geracet (racete, je hoort een t-klank, dus ik heb geracet). 

Slide 17 - Slide

Aan het werk
Online maken:

Hoofdstuk vijf: lastige leestekens: opdracht 2 en 5.
Hoofdstuk vijf, herhalen (Engelse) werkwoorden: opdracht 7 en 10.

Klaar? Begin aan de Brug: opdracht 2, koppelteken en weglatingsstreepje.

Slide 18 - Slide

(In)directe rede

Directe rede: je schrijft woord voor woord op wat iemand zegt (citaat) - aanhalingstekens


Indirecte rede: je schrijft iemands woorden niet letterlijk op - geen aanhalingstekens

Slide 19 - Slide