H10.5 Chromatografie

H10.5 Analyse
Chromatografie 
1 / 29
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

H10.5 Analyse
Chromatografie 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Planning
  • Vragen stellen

  • Leerdoelen

  • Voorkennis ophalen
  • Uitleg §10.5

  • Aan de slag

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Na deze paragraaf weet ik...:
  • wat chromatografie is
  • welke vormen van chromatografie er zijn

Na deze paragraaf kan ik...:
  • uitleggen waarop chromatografie gebaseerd is

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Voorkennis ophalen

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Polaire binding
Apolaire binding
OH binding
CO binding
CH binding
NH binding
HH binding

Slide 5 - Drag question

This item has no instructions

Polaire molecuul
Apolair molecuul
Waterstof
Methaan
Methanol
Waterstofchloride
Koolstofdioxide
Water

Slide 6 - Drag question

This item has no instructions

Voorkennis: Waterstofbruggen
  • Een waterstofbrug is simpelweg een sterke dipool-dipool binding.
  • Bij OH-groep of NH-groep
  • Er zijn ook waterstofbrug ontvangende atomen (bv F)

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Filmpje
Bekijk het volgende filmpje ter uitleg

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Video

This item has no instructions

Typen chromatografie
kolomchromatografie
papierchromatografie
dunnelaag chromatografie (TLC)
gaschromatografie (13.3)
vloeistofchromatografie

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Papierchromatografie of Dunnelaag chromatografie (TLC)

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

verdelingsconstante
Welke van de vlekken heeft de hoogste Kv?

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Hoogste Kv?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Bij kolom-chromatografie worden stoffen gescheiden door de stoffen in een 'kolom' met stationaire fase-materiaal te gieten. 
Stoffen die goed hechten aan de stationaire fase, komen er later vanaf. In het plaatje: blauw is het langzaamst.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

chromatografie is een analyse methode waarbij gescheiden wordt op basis van...(meerdere antwoorden mogelijk)
A
oplosbaarheid van de stof in de loopvloeistof
B
adsorptie van de stof aan de stationaire fase
C
polariteit van de stof en van de loopvloeistof
D
hydrofoob/hydrofiel zijn van de stof en van de stationaire fase

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Gaschromatografie
  • Analysemethode veelgebruikt bij geneesmiddelen en geurstoffen
  • Lijkt op papierchromatografie!
  • Bevat ook een stationaire en een mobiele fase

Slide 16 - Slide

De tijd die een stof nodig heeft om van het injectie punt naar de detector te gaan heet de retentietijd
Kwalitatief vs Kwantitatief
  • We kunnen twee dingen uitvinden met gaschromatografie:

  1. Een kwalitatief resultaat dat laat zien welke stof aanwezig is.
  2. Een kwantitatief resultaat dat aanduid hoeveel van een bepaalde stof aanwezig is

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Analyse met gaschromatographie
Het signaal op de detector word verzonden naar een computer die er een gaschromatogram van maakt.

Slide 18 - Slide

  • De detector registreert waneer een een bestanddeel van van het mengsel voorbij komt en sent een signaal door.
  • Uit het patroon van de pieken is op te maken uit hoeveel en welke componenten het mengsel bestaat
  • Het piekoppervlak is een maat voor de hoeveelheid stof die de detector passeert. Hieruit is dus een mol verhouding te bepalen.
De stationaire fase van de kolom was
A
hydrofoob
B
hydrofiel

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

stationaire fase hydrofoob of hydrofiel
pentaan (5 C)) is sneller uit de kolom dan heptaan (7C) . Heptaan is apolairder (hydrofober) dan pentaan. Dus stationaire fase is hydrofoob 

Slide 20 - Slide

  • De detector registreert waneer een een bestanddeel van van het mengsel voorbij komt en sent een signaal door.
  • Uit het patroon van de pieken is op te maken uit hoeveel en welke componenten het mengsel bestaat
  • Het piekoppervlak is een maat voor de hoeveelheid stof die de detector passeert. Hieruit is dus een mol verhouding te bepalen.
Wanneer de stationaire fase polair is...

A
bereikt een hydrofobe stof eerder de detector dan een hydrofiele stof
B
bereikt een hydrofiele stof eerder de detector dan een hydrofobe stof

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

druk op het luidsprekertje voor toelichting
Je ziet twee pieken, dus twee verschillende stoffen: een mengsel

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Wanneer je gaschromatografie als kwantitatieve analysemethode toepast...
A
gebruik je de hoogtes van de pieken
B
gebruik je de breedtes van de pieken
C
gebruik je de oppervlaktes onder de pieken
D
gebruik je de retentietijden van de pieken

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

druk op het luidsprekertje voor toelichting

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Samenvattend: eigenschappen belangrijk bij chromatografie
bepalend voor de scheiding/retentie tijd zijn:
- stationaire fase en loopvloeistof of draaggas
- polariteit en/of hydrofiliciteit van de stoffen
denk aan: soort zoekt soort! 
polair blijft langer bij de polaire fase
polair: bijv -OH of -NH
(zoek het eventueel op, verschil in elektronegativiteit, Binas 40A)
apolair: C-H en aromatisch (ringstructuren, alleen VDW)

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Geef de volgorde waarin de onderstaande stoffen uit een polaire kolom komen.
Als 1e
Als 2e
Als 3e
Als 4e
Als 5e
Propaan
Pentaan
Ether
Ethanol
Ethaan-1,2-diol

Slide 26 - Drag question

This item has no instructions

Maak kloppend door groot of klein in te vullen:
1. De oplosbaarheid van een stof die hoog op een papierchromatogram eindigt is ...
2. Het absorptievermogen van die stof is ...
A
1. Groot, 2. Groot
B
1. Groot, 2. Klein
C
1. Klein, 2. Klein
D
1. Klein, 2. Groot

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Maak kloppend door groot of klein in te vullen:
1. De retentietijd van een stof die goed hecht aan de stationaire fase is ...
2. De retentietijd van hexaan op een polaire kolom is ...
A
1. Groot, 2. Groot
B
1. Klein, 2. Klein
C
1. Groot, 2. Klein
D
1. Klein, 2. Groot

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Huiswerk
  • MAAK: Opgave 26, 29, 30, 31
  • LEES: 10.5 Chromatografie 

Slide 29 - Slide

This item has no instructions