This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Koolstofkringloop
Energie
en
zuren
Slide 1 - Slide
Wat is jouw leeftijd in het jaar 2040 ?
Slide 2 - Open question
Hoeveel kinderen denk je zelf te hebben in 2040 ?
A
0
B
1
C
2
D
meer dan 2
Slide 3 - Quiz
Welk milieu probleem zou je opgelost willen hebben in 2040?
Slide 4 - Open question
Wat leer je deze les?
Je leert dat koolstof in een kringloop rond gaat
Je leert het verband tussen het versterkte broeikaseffect en verzuring.
Zuren, basen en pH schaal
Slide 5 - Slide
Koolstofkringloop
Dit is het rondgaan van het element koolstof (C).
Koolstof komt voor in veel verbindingen, zoals bv. koolstofdioxide (CO2) en glucose (C6H12O6)
CO2 ontstaat bij de verbranding van koolwaterstoffen)
Deze CO2 is weer nodig bij de fotosynthese.
Glucose ontstaat bij fotosynthese.
Slide 6 - Slide
Snelle koolstofkringloop
Koolstof: van producenten --> naar consumenten. En van consumenten, rechtstreeks of via reducenten,
naar de producenten.
Slide 7 - Slide
CO2 consumenten
CO2 producenten
algen
vissen
aerobe bodem bacterien
mensen (organisme)
schimmels
groene planten
Slide 8 - Drag question
Langzame koolstofkringloop
Een deel van het organische materiaal wordt opgenomen in de bodem. Hiervan ontstaan fossiele brandstoffen als steenkool en aardolie. Dit is een langzaam proces (miljoenen jaren).
Slide 9 - Slide
Langzame koolstofkringloop
Kalkgesteente (CaCO3) is ontstaan uit kalkhoudende overblijfselen van in de zee levende organismen.
CaCO3 komt ook in grote hoeveelheden voor in de schelpen van krabben, slakken, mosselen en koralen
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Video
pH
- pH geeft de zuurtegraad van een oplsossing aan
- pH schaal van 0 tot 14.
pH lager dan 7 is zuur.
pH hoger dan 7 is base.
zuurgraad en pH schaal
Slide 12 - Slide
Sleep de termen naar de juiste plaats op de pH schaal.
zuur
neutraal
basisch
Slide 13 - Drag question
wanneer CO2 oplost in water ontstaat er koolzuur.
koolzuur molecuul
Slide 14 - Slide
Wanneer het CO2 gehalte in de atmosfeer toeneemt dan gaat het CO2 gehalte in de oceaan?
A
omlaag
B
omhoog
C
blijft gelijk
D
CO2 lost niet op in water
Slide 15 - Quiz
Wanneer het CO2 gehalte in de oceaan toeneemt dan wordt de oceaan meer...
A
basisch
B
neutraal
C
zuur
D
gevuld met water
Slide 16 - Quiz
Slide 17 - Slide
BINAS 93F
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
Welke pijl hoort uitsluitend bij de
langzame koolstofkringloop?
Noem alleen het nummer.
De vraag staat op de volgende sheets.
Slide 18 - Slide
Welke pijl hoort uitsluitend bij de langzame koolstofkringloop? Noem alleen het nummer.
Slide 19 - Open question
BINAS 93F
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
Welke pijl staat gelijk aan de
bruto primaire productie?
Noem alleen het nummer.
Beantwoord deze op de volgende sheet.
Slide 20 - Slide
Als welke stof kan koolstof in de koolstofkringloop niet voorkomen?
A
Stikstof
B
Methaan
C
Glucose
D
Organische stoffen
Slide 21 - Quiz
Het eten van mosselen verlaagt het CO2 gehalte in de atmosfeer. Waar of niet waar?
A
waar
B
niet-waar
Slide 22 - Quiz
Slide 23 - Video
Het versterkte broeikaseffect
Broeikasgassen houden warmte in de atmosfeer vast
Door verbranden van fossiele brandstoffen meer uitstoot van broeikasgassen
Gevolg; een versterkt broeikaseffect en hierdoor een opwarming van de aarde
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Video
Slide 30 - Slide
Welk van de volgende uitspraken over het broeikaseffect is/zijn waar
A
broeikaseffect is nodig om leven te laten ontstaan op een planeet
B
versterkt broeikaseffect ontstaat onder andere door koolstofdioxide
C
het broeikaseffect bestaat helemaal niet
D
verbranden van fossiele brandstoffen zorgt voor versterkt broeikaseffect
Slide 31 - Quiz
Welk van de volgende uitspraken over het broeikaseffect is/zijn waar
A
broeikaseffect wordt veroorzaakt door het gat in de ozonlaag
B
broeikaseffect is nodig om leven te laten ontstaan op een planeet
C
versterkt broeikaseffect ontstaat door koolstofmonoxide
D
verbranden van fossiele brandstoffen zorgt voor versterkt broeikaseffect
Slide 32 - Quiz
Welk gas levert de belangrijkste bijdrage aan het versterkte broeikaseffect?
A
zuurstof
B
koolstofdioxide ( CO2)
C
stikstof
D
biogassen
Slide 33 - Quiz
Met hoeveel procent is het CO2 gehalte in de atmosfeer toegenomen ten opzichte van 1800 ?
A
20%
B
50%
C
100%
D
geen idee.
Slide 34 - Quiz
Zonder het broeikaseffect zou er geen leven op aarde mogelijk zijn.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 35 - Quiz
Fossiele brandstoffen
Voordelen: makkelijk te vervoeren en verbranden.
Nadelen: versterkt het broeikaseffect, geeft luchtvervuiling, raakt op.
Slide 36 - Slide
Hoe warm zou het zijn als er geen broeikaseffect was?
A
-8 C
B
-18 C
C
2 C
D
-12 C
Slide 37 - Quiz
Geef de betekenis van het broeikaseffect?
A
Het verbouwen van planten in kassen.
B
Gaslaag in de atmosfeer die ons beschermt tegen zonnestraling.
C
Het vasthouden van koude lucht door koolzuurgas.
D
Het vasthouden van warmte in de gassen binnen de dampkring
Slide 38 - Quiz
Ik weet het verschil tussen het broeikaseffect en het versterkte broeikaseffect?
😒🙁😐🙂😃
Slide 39 - Poll
Leg in jouw eigen woorden de korte koolstofkringloop uit.