16.1 Koolstofkringloop en klimaat 5V 2324

16.1 Klimaatverandering
1 / 16
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 16 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

16.1 Klimaatverandering

Slide 1 - Slide

Doelen 16.1
☐ 1. Je beschrijft de grote koolstofsinks van systeem Aarde
☐ 2. Je legt uit hoe door menselijke activiteiten de uitstoot van broeikasgassen het klimaat beïnvloedt
☐ 3. Je legt de effecten van klimaatverandering op biodiversiteit uit


Slide 2 - Slide

Koolstofkringloop

Slide 3 - Slide

Koolstofkringloop

Slide 4 - Slide

Snelle en langzame CO2 kringloop


Snelle kringloop: via producenten, consumenten, reducenten
Langzame kringloop: via fossiele brandstoffen of kalkskeletten

Slide 5 - Slide

Source en Sink in de koolstofkringloop

Source: een plaats in de koolstofkringloop waar opgeslagen koolstof vrijkomt
Sink: een plaats in de koolstofkringloop waar koolstof wordt opgeslagen (opbouw voorraad)

Slide 6 - Slide

Koolstof voorraden (sinks)
Fossiele brandstoffen
Permafrost gebieden
Bodem van de oceaan
Kalkgesteenten

Biomassa

Langzame koolstofkringloop


Snelle koolstofkringloop

Slide 7 - Slide

Sink
Sink
Sink
Sink

Slide 8 - Slide

CO2 en versterkte broeikaseffect
Het versneld vrijmaken van CO2 uit de langzame koolstof- kringloop verhoogt het CO2 gehalte in de atmosfeer.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Broeikasgassen
CO2
Methaan
Ozon
N2O (lachgas)
Waterdamp
Hoe groter de hoeveelheid broeikasgassen hoe groter het broeikaseffect -> versterkt broeikaseffect.

Slide 11 - Slide

Broeikasgassen
Het vermogen van de gassen om bij te dragen aan het broekaseffect wordt uitgedrukt in GWP (Global Warming Potential). 
GWP van CO2 is gesteld op 1, de GWP van methaan is 25, die van ozon is 1000, die van N2O is 265

Slide 12 - Slide

Methaan en broeikaseffect
Methaan (CH4) komt vrij bij de veeteelt (koeien boeren), landbouw, verbranden fossiele brandstoffen, afvalstortplaatsen (anaerobe afbraak), ontdooien permafrost.


Slide 13 - Slide

Waterdamp en broeikaseffect
Door de opwarming van de aarde komt er meer waterdamp in de atmosfeer, dit zorgt voor een zichzelf versterkend effect.

Slide 14 - Slide

Biodiversiteit
Elke soort heeft een optimum voor abiotische factoren. Door de klimaatverandering veranderen abiotische factoren in veel gebieden op aarde. De soorten zijn dan niet meer optimaal aangepast op de abiotische factoren van het gebied. De verandering gaat sneller dan de soort met adaptatie (evolutie) kan bijhouden.

Slide 15 - Slide

Optimumkromme
Voor elke abiotische factor kun je meten hoe de overlevingskans is van een bepaald organisme. Bijvoorbeeld temperatuur.

Slide 16 - Slide