Werkwoordspelling

Werkwoordspelling
Wat leer je vandaag?
De persoonsvorm tegenwoordige en verleden tijd, zwakke en sterke werkwoorden, schrijven. 
De nadruk ligt op het wederkerend voornaamwoord.
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 7

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Werkwoordspelling
Wat leer je vandaag?
De persoonsvorm tegenwoordige en verleden tijd, zwakke en sterke werkwoorden, schrijven. 
De nadruk ligt op het wederkerend voornaamwoord.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wederkerend voornaamwoord
Bij sommige hele werkwoorden hoort zich. Kijk hierbij naar het onderwerp en pas zich aan. 
zich schamen
jij schaamt ....
jullie schamen .....

Slide 3 - Slide

Niels ... een zakdoek ... zijn bloedende knie.
Pas het woord (ombinden) toe. (t.t)

Slide 4 - Open question

... jij wel vaker voor je beurt?
Pas het woord (antwoorden) toe.(t.t)

Slide 5 - Open question

Ken ... ... voor zijn te snelle reactie.
Pas het woord (zich schamen) toe.(v.t)

Slide 6 - Open question

Noa en Annefleur ... niets van de nieuwe sommen.
Pas het woord (begrijpen) toe. (v.t)

Slide 7 - Open question

Juf Jacqueline ... altijd maar één keer!
Pas het woord (waarschuwen) toe.(t.t)

Slide 8 - Open question

Ik ben klaar om dit toe te passen.
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quiz

Wat gebeurt er bij een sterk werkwoord?
A
Verandert van klank
B
Verandert niet van klank

Slide 10 - Quiz

Als bij een zwak werkwoord de eerste letter van de stam in 't kofschip zit krijg je een t achter het woord.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

Maak nu les 4 en Raak 29
Succes!
om 11:15 wisselen we

Slide 12 - Slide