Je hebt bij een bloedtransfusie altijd een ontvanger én je hebt een donor.
Bij het mengen van bloed kijk je naar de antistoffen van de ontvanger en de antigenen van de donor. Dus heeft de ontvanger antistof A (anti-A) dan kan hij geen bloed ontvangen van een donor met antigeen A. Er ontstaat dan een transfusiereactie (klontering van bloed)